Leonard Cohen:
‘to go forth in our work, in our walk,
And create a bit of peace,
A bit of light in our darkening world’
Nahijgend en zwetend kleed ik me om.
Zij ook, we zijn alleen in de kleedkamer.
Het is stil tot ik haar hoor fluisteren: ‘Ik ken jou.’
Ik kijk op, herken haar niet, vraag: ‘Waarvan?’
‘Je man, ik kwam van de terminale thuiszorg bij jullie, ik hielp hem die laatste week, hij had het moeilijk.’
Het verrast me: ‘Maar dat is al 24 jaar geleden en je hebt vast heel veel cliënten gehad en je herinnert je ons nog? En ik was nog niet eens grijs toen.’
Ze lacht: ‘Ja en toch, sommige mensen, sommige situaties, blijven me altijd bij.’
Het ontroert me, de tijd dat ik regelmatig mensen tegen kwam die hem goed kenden en kwamen met verhalen over hem, is al heel lang voorbij.
Nieuwsgierig vraag ik: ‘Werk je nog in de terminale zorg?’
‘Nee, ik ben met vervroegd pensioen gegaan.’
‘Je was er klaar mee?’
‘Nee, dat nooit maar ik kon er niet meer tegen. Al die regels en dan dat tijd schrijven en die controle. Je werkt wel met mensen hoor, die passen niet in een tijdvak van minuten. Wil je weten wat de druppel was?’
Ik knik: ‘Was dat bij ons?’
‘Nee nee, bij jullie was het goed. Jij was er en er was veel aanloop. Nee ik kwam kort daarna bij een oude terminale vrouw die niemand meer had. Op een dag kwam ik binnen en zag dat het afliep maar er was niemand die ik kon waarschuwen. Toen ben ik bij haar gebleven.’
Ze zwijgt, zucht: ‘Ik zou het zo weer doen. Maar ik heb daar achter af voor op m’n donder gehad. Dat ik daar veel te lang was gebleven. En dat ik dat niet mocht declareren. Dat zou ik ook nooit doen. En trouwens, de uren dat je ergens langer was dan ingepland, werden toch al nooit uitbetaald. En dat geld boeide mij helemaal niet. Die vrouw had niemand daarom bleef ik. Nou en toen dat gebeurde, dat ik werd uitgekafferd omdat ik te lang bij een stervende vrouw bleef, toen knapte er iets in mij. Toen wilde ik niet meer.’
Ondertussen hebben we ons omgekleed, staan nog even bij elkaar terwijl ze me dit vertelt.
Ik raak haar arm aan: ‘Dit snap ik zo goed! Hoe gaat het nu met je? Je draai gevonden?’
‘Ja’ zegt ze, ‘nu help ik gewoon wie ik wil en zo lang als ik wil.’
We nemen afscheid, handen in elkaar.
‘Dankjewel, voor toen en voor dit nu!’
‘Jij ook!’
Ik weet verder niets van haar maar zal haar niet vergeten.








