‘Give the ones you love
wings to fly
roots to come back to and
reasons to stay’
Dalai Lama
Vroeger logeerde ik bij ze, oom en tante.
Warme gezellige onvergetelijke zomervakanties waar ik met liefde aan terugdenk.
Later neemt het leven zijn loop en zien we elkaar slechts sporadisch.
Tot die zaterdag, die mail: tante is niet goed geworden tijdens de koorrepetitie en direct opgenomen.
Spoedonderzoeken worden gedaan, maar duidelijk is al dat het er slecht uitziet.
Ik schrik, bel zus: ‘Zullen we?’
Maandagmiddag stappen we onaangekondigd haar ziekenhuiskamer in, voorzichtig, gespannen en bang voor wat in het verschiet ligt.
Niet nodig, de gezichten van oom, tante en hun dochter lichten verrast op als ze ons zien.
Tante, met de vertrouwde blik waarmee ze zo je ziel in kijkt, lacht, opent haar armen en zegt met die warme stem van haar: ‘Kind, ben je daar.’
Alleen maar dat: ‘Kind, ben je daar.’
Alleen maar dat.
De jaren vallen weg, het enige wat telt is dat we nu hier bij elkaar zijn, en blij met elkaar.
Tante overleed niet lang daarna.
De herinnering aan haar, haar blik en haar lach, blijven in mij.
En leven op, elke keer als kleinzoon Louk mijn tuin in komt, mij ziet en stil staat.
Diep in mijn ogen kijkt en verrukt lacht.
Zijn lach zegt wat tante toen zei.


