Utrechtse nachtmerrie

Het is 1980, we zijn net verhuisd.
Naar een hoekhuis met een voor- en achtertuin.
Ik stop de kinderen in als man onder aan de trap roept: ‘buurman op tv.’
Snel kusje, ‘see you in the morning’, en naar beneden.
Daar zie ik onze oud buurman Guus uit Utrecht in Toppop.
Sjokkend op een pony playbackt hij: ‘Canyon to canyon’, in een omgeving die meer lijkt op de Soester duinen dan op een Amerikaanse canyon.
Maar het is Guus gelukt: hij heeft eindelijk een solohit(je)!
Ik gun het hem.

 

‘Canyon to canyon’ blijkt een ‘onehitwonder’, het staat in 1980 een paar weken in de top 40 en sindsdien belandt het een keer in de onderste regionen van de top 2000 en komt nu nog af en toe voorbij in programma’s met golden oldies zoals de Arbeidsvitaminen.

 

Altijd als ik het nummer hoor, brengt het me terug naar een zomernacht in 1977  (twee jaar voor Canyon to canyon uitkwam) in onze gehorige Utrechtse flat.
We slapen, ook jongste die veel last heeft van zijn zoveelste oorontsteking.
Tot stampende voeten in het trappenhuis de stilte verbreken.
De geluiden verplaatsen zich naar de flat pal boven ons.
Stemmen lachen en praten luid, voeten stampen door de kamers.
Pianotonen klinken, er wordt gejoeld, een gitaar zet in, tromgeroffel klinkt en buurman zingt.
Zoals vele nachten eerder weergalmen de symfonische rockklanken van buurmans band Solution boven ons hoofd.

 

Maar nu is mijn kookpunt bereikt, mede door de dagen en nachten met een ziek kind.
Ik schiet overeind, grijp de opnieuw huilende jongste uit zijn bedje, deponeer hem naast zijn vader in ons grote bed en fluister: ‘Hij is wéér bezig en nou maak ik er een eind aan!’
Man roept nog wat maar ik grijp mijn ochtendjas en ren op blote voeten naar boven.
Haal diep adem, bel aan.
Zonder resultaat natuurlijk, de muziek overstemt alles.
Ik hou mijn vinger een minuut op de bel.
Niks.
Dan begin ik te bonzen op de deur, minutenlang tot ineens de deur open gaat en buurman vrolijk roept: ‘Ha buurvrouw, kom binnen.’
Wàt?
Ik schreeuw: ‘Ik wil niet naar binnen, ik wil slapen.’
“Welterusten dan’ zegt buurman.
Hij heeft duidelijk geen idee.
‘Wij willen slapen maar wij kunnen niet slapen door deze herrie.’
‘Herrie? Je bedoelt onze muziek?’
Ik knik, verbijsterd, hij lijkt het echt niet te begrijpen, tranen rollen over mijn wangen.
Langzaam valt het kwartje bij hem.
Hij zegt sorry, vertelt dat hij met zijn bandje na het geweldige optreden van gisteravond nog even een kleine afterparty houdt.
Hij heeft er niet aan gedacht dat hij daarmee buren stoort want zelf is hij een nachtmens.
Sorry sorry sorry.
Hij klinkt ontwapenend eerlijk, ik geloof hem.
Zuchtend knik ik ‘oké’, druip af naar beneden en kruip in bed.
Luister hoe in het daaropvolgende uur nog een riedeltje klinkt, een drumsolo, een lachsalvo, gestopt na hard gesis.
Gestommel op de trap.
Om half vier is het eindelijk stil.

 

Nog altijd als ik ‘Canyon to canyon’ hoor, zoals daarnet in de Arbeidsvitaminen, zie ik ons weer tegenover elkaar staan in die zomernacht lang geleden: een machteloos huilende boze vrouw in ochtendjas op blote voeten en die bevlogen klaarwakkere gelukkige muzikant, nog helemaal in de roes van zijn optreden een paar uur eerder.
Ik snap ons allebei.

 

Enne, ik zing het nummer mee, vanzelf want het is gewoon een lekker nummer.

 

2-5-2024