Zo dom

 
Zorgvuldig zwart kant verbergt haar hals en armen
haar gezicht geplamuurd, ondoordringbaar bedekt
bang haar ogen en wijd opengesperd.
 
Haar lachje schuurt kippenvel op onze armen
schril klinkt haar stem en hartverscheurend hoog:
‘zo dom zeg, liep ik weer tegen een muur.’
 
De stilte duurt, tot mensen kuchen kleuren,
weg kijken. Iedereen ziet dat het niet waar is
maar niemand zegt er wat van.

 

28-1-2018

Dat kan je niet zeggen

De dag na de uitvaart ga ik even buurten.
Uitgeblust hangt hij in zijn stoel.
Vertelt wat er gebeurde toen zijn schoonmoeder en hij achter de kist de kerk uitliepen, gade geslagen door een paar honderd mensen:
‘Weet je, iedereen zag een echtgenoot en een moeder die elkaar steunden in het verlies van hun vrouw en dochter. Een ontroerende aanblik, dat snap ik, ik hoorde het gesnik. Maar niemand hoorde wat ze fluisterde toen ze halverwege mijn arm greep: ‘’Ik had in die kist moeten liggen.’’
Ik dacht alleen maar: Ja, lag jij daar maar. Maar dat kan je natuurlijk niet zeggen.’

 

30-1-2018

 

 

Opa’s

Ik hou van prille opa’s. Mannen die, eindelijk uit het
arbeidsproces, onwennig hun benen heffen als er
wordt gestofzuigd rond hun stoel. Die als ontheemde
daklozen zoekend zwerven door supermarkten. Die met
onzekere bewegingen, hun vragende  ogen op het
recept gericht, hun eerste pasta bolognese koken.

 

Op een dag krijgen ze een pakje in hun onhandige
armen gelegd. Bijna bang openen ze de omslagdoek
en zien neusje mondje gebalde knuistjes donkere ogen
die hen strak aanstaren. Diep in hen rommelt iets, een dood
gewaande vulkaan begint te borrelen, een hoekige glimlach
plooit hun stroeve kaken, kreetjes stromen uit hun mond
‘poele poele poele’, hun handen vormen zich tot
koesterende kommen, een onbekende tederheid
verspreidt zich over hun uitgebluste wezen.

 

Verrukt wijden ze zich wekelijks aan dit kleine leven,
spelen en zingen ermee, nemen het op de arm, wijzen
naar het vergeelde fotootje op het dressoir van een
jongetje met pet en pofbroekje ‘kijk, opa is net als jij.‘

 

15-7-2016

 

Ode aan introversie

Starend in de stromende regen vangt
mijn blik de druppels, volgt hoe ze 
zwellen elkaar zoeken in slordige slierten
wegen banen langs het raam, als tranen op
een wang voor ze van een kin vallen. 

 

Slenterend langs bomen met ogen,
verstopt achter sluike takken, komen dromen,
baar ik binnenpretjes die doldwaas in me
gisten groeien dartelen. Gniffelend volg ik ze:
ontdekkingsreiziger in mijn binnenste.

 

Ik koester ze in me tot de dag dat een leger
volwassen visies mijn muren bestormt. Mijn
verzet breekt, ik laat mijn kindjes los, zwaai
ze zorgelijk na, onderga gelaten vreemde blikken,
ongemakkelijk zwijgen, pijnlijk onbegrip maar
soms ook lach en lof.

 

15-7-2016

 

Vergelijkend warenonderzoek

Louk wordt tien dit jaar, een meestal vrolijk jongetje dat weinig meer lijkt op de mollige peuter van tien jaar geleden. Foto’s kijkend uit die tijd herinner ik me dit voorval:
 
Louk is anderhalf, een nieuwsgierig vrolijk mannetje dat enthousiast zijn wereld onderzoekt. Hij klimt en rent, probeert, betast en proeft alles wat hij tegenkomt. Op een omadag komt een vriendin even langs. We drinken thee en kijken hoe hij speelt. Als hij is uitgespeeld, vindt hij het tijd voor een knuffel op een schoot. Zoekend kijkt hij rond, vandaag komen er twee schoten in aanmerking maar welke te kiezen? Dat dient grondig onderzocht.  
 
Ernstig kijkend komt hij naar ons toe, staat stil en kijkt van mij naar vriendin. Maar vier uitgestrekte armen en tweemaal uitnodigend ‘kom maar’, dat maakt de keus alleen maar moeilijker. Dus besluit hij tot een ervaringsonderzoek. Hij klimt bij vriendin (mager maatje 34) op schoot, ruikt aan haar, vlijt zich tegen haar aan, glijdt met zijn hoofd op en neer over haar trui, neemt even afstand en kijkt keurend, voelt met zijn handjes. Daarna ben ik (een maatje of wat meer) aan de beurt. Hetzelfde ritueel volgt, langzaam en bedachtzaam wordt ik beroken, bekeken en betast.
  
Omdat hij zo serieus kijkt, houden we ons lachen in en wachten de uitslag af van dit vergelijkende warenonderzoek. Wie van ons wordt uitverkoren? Hij staat voor ons en kijkt van de ene schoot naar de andere. En klimt dan op de mijne. Joepie…
 
20-1-2017
 

Levensgerecht

Oude liefdes zwevend tussen
voorbij en nooit vergeten
zacht zuurzoet als
aalbessen zonder suiker
 
Oprispingen van oud zeer, bitter als
ooit gehate lepeltjes levertraan,
felle flarden wrok en verwijt als
gepeperde chili con carne
 
Geslikt verteerd verwerkt
wacht het grand dessert,
maakt zielstrelend zoet
al het voorgaande goed

 

 1-9-2017

Varianten van dissonanten

Bij ‘Six Bagatelles for String Quartet, Op. 9’ Anton Webern

 

Hij pakt haar armpje, lacht brabbelt over samen
spelen, ze begrijpt zijn klanken niet, fluistert
verbaasd waarom doet hij raar?

 

Daar is die gek, hoongelach meandert tussen
muren, hij wil mee spelen, schopt naast de bal
struikelt over een uitgestrekte voet, ligt languit, huilt.

 

Dromerig schopt hij zacht tegen struiken, wiegt mee met
wuivende stengels, zingt blauwe bloem rode bloem
gele bloem. Rotjong, scheldt een voorbijganger.

 

In stiltes tussen zien en zeggen zwellen ze aan
dissonanten in de leegte van verloren onbevangenheid
ze schuren mijn huid, hem glijden ze goddank als bagatellen af.

 

Maar in de winkel lacht oma als hij onverhoeds haar
hand grijpt, aandringt kipje tok, vrolijk zingt ze
poesje mauw, verzaligd zoemt hij zachtjes mee.

 

De orgelman ziet hem, zet de vogeltjesdans in, met
fladderende armen glanzende ogen deint hij
zijn dans, applaus klatert hij schatert.

 

Beperkingen duiden zijn maat ,bakeren
zijn onbevangenheid, ik volg het kind en
voel zijn puurheid als hij mijn hand vindt.

 

 

Cora van B     9-2016

Hiep hiep Halina

Ze komt op als een rilling na een windvlaag
wordt betast en weggesmeten ligt jammerend
in een hoek starend smeulend tot ze oprijst
vuurspuwende Medea met vlammende blik.

 

Genadeloos veegt ze Freud en feminisme
op een hoop als kluwen haar op
een kappersvloer. Vilein scheurt ze
vastgeroeste vetes open fileert ze tot op het bot.

 

Pas tussen resten as en ongebluste waarheid
bindt ze in, buigt timide onder aarzelend applaus
niet wetend dat ze mijn naam noemde dat ze
mijn kind opdiepte dat ze het liefkoosde in de gloria
dat ze meer mij was dan ik ooit durfde zijn.

 

 10-6-2017

Bach in flarden

Hoe cantateklanken plots
mijn hartenklop vervangen.

 

Denk weg de donderende
blik, de muitende wenkbrauwen
verdwijn Oost-Indische doofheid en
vooral de woedende waaromvragen.

 

Zwijgend luisteren, voelen hoe
hartenklanken mijn ziel beroeren.
De sussende ruis van de rede verstomd.

 

Tegelijk met oude pijn baant borrelende
blijheid zich een pad naar buiten.
Onweerstaanbaar welt inkeer.

 

Kijk hoe het kerstkind knipoogt, een oliebol
grijnst, leven lichter lijkt en afscheid
tijdelijk blijkt. Verlossing op cantatetonen.

 

Een flard volstaat

 

15-12-2016

Op 16-1-2019 geplaatst in het katern Alice van het online Schrijven Magazine plus

De groene tijd

Toen ik afgelopen zomer de zolder leeghaalde om te kijken tot hoever de lekkage doorliep, stuitte ik op de plunjebaal van manlief. Ik sjorde hem de trap af om beneden op mijn gemak te kijken wat vijfenveertig jaar met de inhoud had gedaan. En om te besluiten of ik hem nog wilde bewaren. Ik ging er vanuit dat het ministerie van Defensie er geen belangstelling meer voor heeft. Na zijn afzwaaien sommeerden ze man twee keer om zijn plunjebaal in te leveren, maar reageerden niet toen hij dat vergat. 

 

Met het openen van de plunjebaal kwamen ook de herinneringen terug. Hij was sergeant bij het 41ste pantserinfanteriebataljon in Ermelo. We leerden elkaar kennen toen hij net was afgezwaaid en nog vol was van wat hij daar allemaal had meegemaakt. In militaire dienst worden jongens mannen, zegt een cliché, bij hem klopte het. Dat hij als volwassene werd benaderd en verantwoordelijkheden kreeg waarop hij ook werd aangesproken, deed hem groeien. Hij leerde er doorzetten en leiding geven. En, niet onbelangrijk, hij leerde er voor zich zelf zorgen en dat gaf hem het zelfvertrouwen waar het tijdens zijn MULO/HBS-tijd vaak aan had ontbroken. Ik, lichtelijk antimilitaristisch flowerpowermeisje, sprak ironisch over ‘je groene tijd’, tot ik doorkreeg dat die tijd hem echt goed had gedaan.  Zo had hij geleerd hoe hij zijn manschappen zo moest aanspreken dat zijn orders werden uitgevoerd: je staat breeduit en rechtop, kijkt iedereen aan, spreekt met stemverheffing iets lager dan normaal en je zorgt ervoor dat je stem en houding in overeenstemming zijn met je boodschap.

 

Vaardigheden die hem, terug in de burgermaatschappij, bij verschillende gelegenheden goed van pas kwamen. Maar soms ook niet: onze oudste, net een jaar, leerde lopen en ging blij de wereld verkennen in onze huiskamer. De knopjes van de tv vond hij uitermate boeiend. Tot een luide zware sergeantstem baste: ‘Jansen! Afblijven!’ Oudste schrok zo dat hij krijsend omviel. Gelukkig schrok zijn vader net zo erg (‘sorry sorry, het floepte er ineens uit’) en leerde zo het verschil tussen het opvoeden van zijn zoon en het aanvoeren van zijn manschappen. Gelukkig kon hij troosten als de beste. Ik zie nog dat verschrikte koppie, van allebei. Het bleef een gevleugelde uitdrukking bij ons ‘de groene tijd.’

 

Oudste heeft de plunjebaal. Jongste wilde een paar sergeant-insignes. Ik schrijf dit stukje in een originele authentieke legergroene onverslijtbare wollen trui, wat ruim en wijd maar heerlijk warm als het koud is.

 

19-1-2016