Vluchten voor Gemis

Schrijfmaatje Aaltje en ik, we deden weer een dichtsessie.
We kozen vijf willekeurige woorden, deze keer uit de mooie recensie geschreven door Nancy Bastiaans van Aaltjes prachtige boek: Het gemis.
Met die woorden maakten we elk een gedicht.
Dit zijn de woorden: Stilt, Gelezen, Gemis, Vluchten, Hachelijk

 

Dit is Aaltjes gedicht:
Vluchten voor voortdurende oorlogen

 

Fatsoen wordt een sleets begrip, veiligheid een farce,
de dood een hachelijk jager in begrensd niemandsland.
Het kind gaat op weg, over zee.

 

Dovemansoren en blinde zieners hebben buiten de hekken
gelezen hoe alweer vluchtelingen komen gevaren;
nota bene in overvolle bootjes, vijf zes zeven.

 

Waar door harde wind en hoge golven grootmoeder
en de anderen in het woeste schuim verdwijnen,
spoelt het kind levend aan over zee.

 

Hongerig, vol angst slaapt het verloren
in gaten en kuilen. Het gemis dat niemand stilt, knaagt.
Hard valt het doorheen lege handen.

 

 

Dit is mijn gedicht:
Gemis

 

Ooit gelezen nooit begrepen:
hoe hachelijk ook het heden en
pijnlijk schrijnend het verleden:
vluchten stilt het missen niet
verjaagt het hunkeren niet

 

ze zitten je op de hielen en
na elke stap na elke struikeling
halen ze je steeds weer grijnzend in

 

29-10-2021

Louk en Blijdorp

Kleinzoon Louk woont in Rotterdam, vlak bij diergaarde Blijdorp.
Ondanks de beperkingen van het Dravetsyndroom (een ernstige vorm van epilepsie en een ontwikkelingsstop sinds zijn derde jaar) kent hij de weg naar en in de dierentuin als geen ander.
Van jongs af aan is hij dol op zijn vriendjes: de apen, leeuwen, tijgers, olifanten, pinguïns, flamingo’s, toekans en giraffen.
En toen was Blijdorp ineens dicht!
Louk snapt niks van een coronapandemie, hij wil gewoon naar zijn vriendjes, en als hij dat in zijn hoofd heeft …
Dus neemt mama hem mee naar de dierentuin.
Hij kijkt naar de gesloten hekken, duwt, loopt er langs maar nergens kan hij naar binnen.
Nu snapt hij het: ‘dierentuin dicht.’
Maar Louk is laconiek en inventief: uit zijn mand met schatten pakt hij het dierenkwartet.
Voor de dichte hekken van de dierentuin sorteert hij rijtjes dierenplaatjes.
Zoals hij dat overal doet.

De afgelopen winter waren er dus geen bezoekjes aan Blijdorp.
Maar hoera: in mei gaat de dierentuin weer mondjesmaat open en natuurlijk is Louk een van de eerste bezoekers:
Niet alleen kan Louk nu weer af en toe zijn vriendjes in het echt zien, tegelijkertijd start een supermarkt een actie om Blijdorp financieel te ondersteunen: er zijn knuffels te koop en bij de boodschappen krijg je dierenkaartjes, bedoeld voor een Blijdorpalbum.
De knuffels die ik haal, zijn een schot in de roos: Louk en de leeuw-, tijger-, olifant- en pinguïnknuffel zijn onafscheidelijk.
Natuurlijk verzamel ik ook de plaatjes, maar de plaatjesstapel neemt vooral enorme afmetingen aan omdat er een constante plaatjestoevoer op gang komt: velen sparen mee voor Louk, ik hoor bijvoorbeeld van een meisje dat haar vriendinnetjes aanspoort om plaatjes te verzamelen voor ‘Cora en haar jongetje.’
Geweldig, want Louk blijkt grootverbruiker:
Hij sorteert de kaartjes soort bij soort: leeuwen bij leeuwen bijvoorbeeld.
Of op kleur.
Of ik moet voor zijn rijtjes de dieren uitknippen. Een secuur werkje: als er naast een leeuw nog een randje struikgewas is te zien, krijg ik het kaartje terug: ‘oma knippen.’ Net zolang tot alleen de leeuw over is. ‘Goed zo oma’ zegt Louk goedkeurend.

 

Half oktober, de actie is al lang voorbij, brengt Brenda een stapel over gebleven dierenplaatjes en deze keer zit het bijbehorende album erbij.
Dus is oma een middag druk met het uitzoeken en inplakken van 142 plaatjes in het album (er ontbreken er acht).

 

De zondag erna komt Louk weer spelen.
Hij is moe en humeurig, begrijpelijk: zijn puberende lijf en de naweeën van de epileptische aanval een paar uur eerder, zitten hem flink dwars.
Als ik hem het album geef, leeft hij op: ‘Dierentuin!’
Langzaam slaat hij de bladzijden om, lacht, hij herkent zijn dierentuin en zijn vriendjes.
Zijn chips plaatst hij op de plaatjes, pas als alles goed ligt, eet hij ze op, de chips wel te verstaan.

De rest van de dag sleept hij de knuffels en het album mee bij alles wat hij doet.
Hij protesteert heftig als ik niet bereid ben om de leeuw uit het album te knippen en als ik dan ook nog zijn knuffels afpak waarmee hij de sansevieria bekogelt, is zijn maat vol: ‘Oma wèg!’
Ik hou mijn lachen in: Louks oplossingen zijn zo heerlijk simpel.
Maar weg gaan doet oma natuurlijk niet, Louk afleiden helpt ook.

 

Na het eten stapelt Louk het album en de knuffels in mijn armen.
Ik weet wat er komt: ‘boven spelen.’
Boven installeert hij alles op mijn bureau rond de pc.
Dan gebiedt hij: ‘giraf’, zijn code voor het promofilmpje van Blijdorp.
Daarna, op de stoel naast hem wijzend: ‘oma zitten.’
Louk heeft weinig woorden maar als je goed kijkt, zie je wat hij niet kan zeggen.
Nog steeds oogt hij moe, zoals meestal de dag na een aanval.
Maar zijn ogen staan weer rustig en blij, hij lacht naar zijn knuffels, zwaait naar de giraffen op het scherm en wisselt dat af met: ‘oma kietelen’ of ‘oma oortje eten.’
En dat doet oma natuurlijk.

Zo zitten we als papa en mama even later binnenkomen.

 

 

 
Ps, Brenda, Marianne, Vera, Jeroen, Jasmine, Martha en de andere kaartjesgevers, we zijn erg blij met jullie bijdragen! Heel hartelijk dank van ‘Cora en haar jongetje.’

 

 

22-10-2021

Dichter

Dochter is ze, introvert verlegen
de liefste is ze, de allermooiste vrouw
moeder is ze, zus en ‘oma blauw.’
Zuster is ze, hulpverlener, coördinator, directeur.
Collega, trouwe hartsvriendin die aardig schrijft.
‘Big mama’, ‘creatieve lieverd’, ‘wereldwijf’
noemen ze haar, ze hoort het niet.

 

Tot ze gister een dichter werd genoemd
een echte, een goede. Geschrokken keek ze op want:
klokken beierden onafgebroken,
pioenen barstten open, kommaconfetti,
woordslingers en dichtregels daalden op haar neer,
weg was haar verweer, blozend boog ze
en bedankte ieder die in haar geloofde.

 

 

 
 
12-6-2018

Paars en geel

Zij zoekt, kiest en koopt zijn kleren.
Pantalons met een scherpe vouw, donker grijs of blauw.
Tweed jasjes daarbij, donkerblauw of grijs.
Geen zwart, dat is zo somber, geen bruin, dat staat hem niet, geen groen want dat vloekt bij zijn blauwe ogen.
Stropdassen in grijs- of blauwnuances, effen of met een enkele ruit of vierkant.
Manchetknopen en een pochet: onopvallend.
De overhemden: wit, ze wast ze heet, stijft ze en strijkt ze. (Nylon overhemden, die je niet hoefde te strijken, waren er nog niet)
Dit is zijn kantoortenue, dag in dag uit, jaar in, jaar uit.

 

Dan komt ze op een ochtend, na het ontbijt, de kamer in met twee nieuwe overhemden, nog in de verpakking.
Ze houdt ze omhoog: ‘Kijk eens, ik dacht ik neem eens wat anders dan altijd dat wit en dit is tegenwoordig modern, mooi toch?’
Hij kijkt op van zijn krant, eerst verbaasd dan verbolgen: ‘Páárs? Géél? Daar kan ik toch niet mee naar kantoor? Dat kan toch niet als chef?’
Hoofdschuddend verdwijnt hij weer achter Het Handelsblad.

 

Ik bekeek de overhemden.
Het ene was wit met een licht vleugje lila, dat je pas zag als je er echt paars naast hield.
Het andere was gebroken wit, het zweempje geel zag ik pas toen ik er een Golden Delicious appel naast hield.
Ik begreep het niet. Wat deed een chef? En waarom mocht een chef geen paarse en gele overhemden dragen? Dat deed de meester op school wél.

 

Die ochtend begin jaren zestig blijft lang in mijn herinnering:
mijn vaders verstoorde gezicht,
die vrijwel witte overhemden met hooguit een zweempje kleur,
maar vooral herinner ik me mijn moeders verslagen, verdrietige ogen toen ze zwijgend de overhemden oppakte en de kamer uitliep.

 

Pas vele jaren later, toen hij niet meer werkte en ik begreep wat een chef deed, kwamen er gekleurde overhemden.
Ze staan hem goed, zie ik op foto’s, vooral de blauwe.

 

 

10-10-2021

Begluurd

Wat me wakker maakt, weet ik niet.
De hitte van gisteren zindert na in de zolderkamer, het open raam biedt geen zuchtje verkoeling.
Ik lig stil, bewegen betekent zweten.
Als mijn ogen gewend zijn aan het donker, kijk ik rond, recht in twee lichtgevende gele ogen die me aanstaren vanaf de vensterbank.
Hoe lang al?
Ik gil, gris een t-shirt van de grond, schud het snurkende lijf naast me wakker en krijs: ‘Wát ís dát?’
Hij kijkt.
Hij grinnikt.
Stapt uit bed, pakt het mauwende monster in zijn nekvel en zet het terug in de dakgoot.
Sluit het raam.

 

6-10-2021
Inspiratie:
In de Facebookgroep Ultrakorte verhalen verzorgt schrijfmaatje Daan elke week een WvdW (Woord van de week). Deze week is dat ‘begluurd.’

Tussentijd

Voor N

 

Het hoekje tegen het huis waar je in
de lente al kunt zitten, de plek achterin
waar aardbeien uitbundig groeien. De berk.

 

Hoe zonlicht ’s morgens over je bureau gaat,
langs planken vol boeken dwaalt, over gezichten
in lijstjes glijdt die dan naar je lachen.

 

Het brommen van de koelkast, het tikken van
de cv buizen, hoe de vloer voelt aan je
voeten als je ’s nachts moet plassen.

 

Hoe het huis ruikt als je over de drempel stapt,
welke traptreden kraken, waarom het keukenraam
kreunt, het verhaal van de vlek in de vloerbedekking,
van het lief boven en het leed beneden.

 

Deze dingen lieten zich niet inpakken in de
dozen die wachten op de verhuiswagen.
Ze hebben zich in je hart genesteld.

 

 

3-10-2021

Dank, tweemaal

In de tweede ronde van onze dichtsessie op 22-9-2021, verwerkten we deze vijf woorden in een gedicht: Missen Ploffen Mannen Bedachtzaam Dank
Dit werd het bij Aaltje:

 

Dank

 

De meeste mannen kunnen
het ploffen van granaten
niet missen maar ze zouden
moeten leren aanvaarden
dat bedachtzaam zijn
een andere vorm is van
behoeden.

 

En dit werd het bij mij:

 

Dank

 

Ik mis ze niet, de middelbare
mannen die neerploffen en
zappen tot het kratje en
het hoofd leeg zijn en
de pens vol

 

Ik koester ze, de manmensen die
koken en koffie zetten, niet kijken
maar zien, niet horen maar luisteren en
bedachtzaam zoeken naar de waarheid achter
woorden