Nietopsporingsbericht

 
Gisteren verdween een vrouw plots
terwijl ze wandelde in een bos
een schaduw een schoen naast een plas
getuigen stil dat zij daar was
 
Naasten maken geen misbaar
ze kennen dit van haar
als ze doof is voor bellen en roepen
weten ze laat maar niet zoeken
ze wentelt nu in woorden
duikt onder in boeken
verdwijnt in verzen
verdwaalt in verhalen.
 
Wacht maar straks rijst ze weer op
naast de plas met een vlammend
nieuw vers in haar tas

 

Gekozen op 30-3-2018 als een van de vijf meest opvallende ultrakorte verhalen van week 13 op de site Ultrakorte verhalen van Schrijven Magazine

 
 
18-11-2016

Saffie

‘Eerst een saffie.’
Geconcentreerd pakt hij een plukje zware Van Nelle. Peutert gevallen sliertjes van zijn broekspijpen, voegt ze zorgvuldig bij de tabak. Geroutineerd rollen zijn vingers een saffie. Langzaam likt hij de vloeirand, plakt hem op de andere, steekt de sigaret tussen zijn lippen, pakt zijn Zippo.
Ze ziet zijn strakke schouders, gespannen nekspieren, gebogen hoofd.
Ze zwijgt, wacht.
Als zijn blik naar zijn horloge glijdt, legt ze haar hand op de zijne.
Ze kijken: deze handen konden samen alles aan.
Dan staart hij naar de muur achter haar.
Inhaleert weer diep, blaast een walmende angstwolk uit.
‘Dus het is waar?’
 
 21-3-2018
 
Gekozen op 23-3-2018 als een van de vijf beste ultrakorte verhalen van week 12 op de site Ultrakorte verhalen van Schrijven Magazine

 

Geplaatst op 20-5-2018 in het katern Alice van het online Schrijven Magazine plus, als een van de zeven leukste, beste of meest opvallende ultrakorte verhalen van de afgelopen twee maanden: https://magazine.schrijvenonline.org/schrijven-magazine-plus-editie-1/de-leukste-ultrakorte-verhalen-van-de-afgelopen-twee-maanden/

‘Stromende bergbeekies’

Voor Koot-en-Biekenners
 
Een avondklas eind jaren tachtig.
De psychologiedocent verklaart het begrip euforie en geeft voorbeelden.
IJverig maak ik aantekeningen.
Tot ik hoor:
‘En wat ik dan allemaal zie, jôh, cirkels, sterre, vuurwerk.’
Mijn pen valt uit mijn handen en schaterend roep ik: ‘Belle, stromende bergbeekies, gevulde koeke.’
Hij: ‘Bliksem, lammetjes, blauwe zwaailichte.’
Ik: ‘Mooi, móóói!’
Pas dan kijk ik om me heen en zie de verbazing bij mijn klasgenoten. Onbegrip druipt van hun gezichten: Wat gebeurt hier? Wat hebben die twee ineens? Waar gaat dit over?
 
Ik bloos diep.
Dan pas liggen zij dubbel.
 
 
4-9-2016

Light my fire

Ze woonde een paar straten verder en was een goede collega van man. Regelmatig liep hij even bij haar binnen.
Toen wij in de ogen van onze pubers saai, burgerlijk en voorspelbaar waren, vonden zij ook de weg naar haar huis.
In haar troffen ze het tegendeel van hun ouders (vonden ze toen): een warm hart, open geest en luisterend oor, kortom: een tof wijf!
En, last but not least, bij Nettie mocht binnen gerookt worden.
Zo werd haar huis een paar jaar hun toevluchtsoord en zij een vertrouwenspersoon voor hen en voor vele andere jongeren die zich aan het los maken waren van hun ouderlijk huis.
Zij waren blij met haar maar wij waren dat ook: we wisten dat ze een oogje in het zeil hield en, zonder hun vertrouwen te beschamen, ons zou tippen als er werkelijk iets aan de hand was met hen.
Een goede deal voor iedereen.
 
Nettie stond open voor wat jongeren bezig hield, alles kon bij haar maar ze had wel regels.
Zo was het vaste prik dat ze, als ze het welletjes vond die volle huiskamer vol jong spul dat geanimeerd rookte, praatte, dronk en muziek draaide, altijd dezelfde plaat opzette: ‘Stay’ (just a little bit longer) van Jackson Browne.
Ja, ze had gevoel voor humor, iedereen wist dat dit nummer het signaal was om op te breken en dat gebeurde dan ook.
Mijn jongens bewaren goede herinneringen aan de avonden bij Nettie.
Jongste ontmoette er zijn vriendin.
Toen ons muzikale uithoudingsvermogen tot het uiterste werd getergd door oudstes voorkeur voor heavy metal, mocht hij bij Nettie tekeer gaan op zijn net aangeschafte drumstel.
 
Als de zonen volwassen dingen gaan doen, studies, banen, relaties, verhuizingen, ontdekken ze gelukkig weer dat ouders mensen zijn waar je wat aan kan hebben.
Het contact met Nettie verwatert.
Ik ontmoet haar tien jaar geleden weer als ze terminaal ziek is en een beroep doet op de vrijwilligers van de organisatie waar ik werk.
Het weerzien is warm, de jaren vallen weg als we herinneringen ophalen.
Ook de zonen bezoeken haar nog, voor ze een paar weken later overlijdt.
 
Met zijn drieën gaan we naar haar uitvaart.
Op de voorste rijen zitten stemmig geklede ouderen, daarachter rijen vol jongeren.
Tussen de sprekers die dierbare herinneringen ophalen, klinkt ‘Nettiemuziek’: ‘Child in time’ van Deep Purple, Chris Hinze en aan het eind natuurlijk ‘Stay’ van Jackson Browne.
De ‘jongeren van toen’ zingen het door hun tranen heen lachend mee.
Maar het hoogtepunt is ‘Light my fire’ van the Doors.
Voorafgaand aan de crematie van Nettie klinkt op volle sterkte en steeds opzwepender, Jim Morrison door de ruimte: ‘Come on baby, light my fire.’
 
Sindsdien glimlach ik als ik ‘Light my fire’ hoor, zet het geluid harder en knipoog even omhoog: daar ga je Nettie, dankjewel voor wie je was voor ons.
 
31-3-2017

Dakkapel

Vijf en dertig jaren liet hij zonlicht binnen en na hoosbuien water.
Als ik aan mijn bureau naast hem werkte, kraakte hij gezellig mee met de muziek die ik luisterde.
Als het warm was, knipoogde hij met zijn zonwering naar zijn buurbroers en bij storm kreunden ze meerstemmig.
Zijn broers zouden worden vervangen, hoorde ik.
Maar hij niet, zei de huurbaas toen ik ernaar vroeg, want hij bestond niet in zijn administratie.
Twijfelend vroeg ik: ´Besta ik wel?’
‘Ja, want u betaalt huur. Alleen niet voor hem.’
Ik vroeg mijn zonen: ‘Bestaat onze dakkapel?’
‘Ja’, zeiden ze en informeerden of ik me wel goed voelde.
Toen kwam de huurbaas langs, keek en oordeelde: deze niet-bestaande dakkapel dient vervangen.
 
De hijskraan nadert.
Hoe vertel je een dakkapel dat hij nooit heeft bestaan maar nu toch weg moet?
 
 
9-3-2018   
     

Zonnebloemen

Een zomernacht, een kamer.
Het licht is gedempt, een enkele kaars, een schemerlamp.
De stervende in het bed hijgt, slaapt onbereikbaar diep, beweegt onrustig tot ze hem vasthoudt en streelt.
Zijn geliefden zitten om hen heen, fluisteren, helpen, zwijgen.
Alles wacht, vroeger is voorgoed voorbij, de toekomst hapert.
Vroeg in de ochtend stokt zijn adem.
De stilte die volgt, lijkt eindeloos.
Dan kondigt schemering de dag aan.
Vogels zingen, in de verte kraait een haan, verkeer komt op gang.
De aarde draait door zonder deze mens.
In de kamer wordt gehuild, omhelsd, nagepraat, mensen worden gebeld, iemand zet weer koffie.
Iemand brengt een emmer vol zonnebloemen.
Dagen staan ze bij hem.
Weken staan ze op zijn kamer.
Jaren stokt haar adem als ze zonnebloemen ziet.

 

2-3-2016
Opgenomen in de bundel Kort & Prachtig november 2018

Metrokant

Net voor de deuren sluiten glipt hij naar binnen, zoekt een lege plek en vindt die schuin tegenover me.
Would- be baardje, donkere openhangende regenjas, grijs overhemd, donker kostuum, zwarte das, bril met dik zwart montuur.
Hij opent een laptop met universiteitslogo.
Terwijl zijn vingers razendsnel bewegen, kijkt hij af en toe op, lacht naar me.
Een paar haltes verder klapt hij de laptop dicht, staat op, loopt naar de deur.
 
Pas als hij zijn rechterhand heft voor de deur-openknop, schuift het uit zijn mouw:
een zuurstokroze, zijden randje kant met ingeweven lila bloemblaadjes.
 
28-11-2017
 

Nachtdienst 1971

psychiatrie in de jaren zeventig
 
Ik zit aan het tafeltje en schrijf bij een schemerlampje observatierapporten over in patiëntendossiers van psychiaters.
Om me heen slapende patiënten.
Om vier uur, het slaapverwekkendste moment, sluip ik naar het keukentje, zet geluidloos koffie, en eet wat, ondertussen kijkend naar de slapende zaal.
De telefoon zoemt, een minuut later weer, onze code.
Ik neem op, fluister ‘Kees?’
Hij heeft nachtdienst op een ander paviljoen.
‘Wil je de nieuwste horen?’
‘Graag.’
Midden in de nacht fluistert hij zijn laatste gedicht in de telefoon.
Prachtig vind ik het.
 
Ooit vroeg ik wat zijn verloofde vond van zijn gedichten.
‘Onbegrijpelijke romantische flauwekul.’
 
6-2-2018
 

Zoek

psychiatrie in de jaren zeventig
 
Een zondagmiddag eind november begin jaren zeventig.
Achttien ben ik, tweedejaars leerling psychiatrisch verpleegkundige.
Om drie uur beginnen Dini en ik onze dienst.
Ik heb zaaldienst, wat betekent dat ik op de zaal op de eerste verdieping verantwoordelijk ben voor de tien patiënten die daar hun dagen en nachten doorbrengen.
Geen van hen mag zonder toestemming van zaal af.
Scherpe voorwerpen zijn ingenomen, voor en na elke maaltijd worden messen geteld.
Dini werkt beneden bij de twaalf patiënten die wat meer vrijheden hebben en een eigen kamer. Zij wandelen met hun bezoek in de prachtige tuinen tussen de paviljoens of drinken thee in de patiënten huiskamer.
De zaalpatiënten hebben ook bezoek, in hoekjes zitten ze apart. Met degenen die geen bezoek hebben, kwartet ik aan de grote tafel.
Als om vijf uur het bezoek is vertrokken, komt Dini de zaal op en wenkt me, ze ziet er geagiteerd uit.
In het keukentje met de deur dicht (met zicht op de zaal) vraagt ze of ik juffrouw V, een van haar patiëntes, heb gezien.
Als ik nee zeg, kruipen er vlekken omhoog in haar hals en ik begrijp dat we een probleem hebben.
Juffrouw V is zoek.
 
Juffrouw V (in die tijd noemde je een ongetrouwde vrouw nog juffrouw) heeft de toen nog gangbare diagnose: hysterie, ofwel ‘theatrale persoonlijkheidsstoornis.’ Nader omschreven als: ‘lichamelijke stoornissen door psychische problemen of stress.’
Bij haar uit zich dit in periodes van blindheid, onverklaarbare pijn en in automutilatie (zelfverwonding).
Haar psychiater heeft ons geleerd dat het gedrag van juffrouw V een zieke manier van aandacht vragen is die genegeerd dient te worden.
Dat valt ons vaak niet mee: soms zet juffrouw V het hele paviljoen op stelten. Bijvoorbeeld als ze weer eens bebloed en schijnbaar bewusteloos onder aan de trap ligt, alsof ze van die trap is gevallen.
Maar ook dan geldt het voorschrift dat we haar moeten negeren.
Dus: over haar heen stappen en ervoor zorgen dat haar geschokte medepatiënten dit ook doen.
Als ze te lang stil ligt, moeten we haar knijpen tot ze reageert en dan weer zwijgend weg lopen. Na een half uurtje staat ze zuchtend op en doet alsof er niets is gebeurd.
Natuurlijk geven we haar ook positieve aandacht. Belangstelling, tijd, geduld een luisterend oor. Dat verandert echter niets aan haar negatieve gedrag.
 
Maar die zondagmiddag ligt ze niet onder aan de trap: ze is zoek.
Zo onopvallend mogelijk doorzoeken we alle kamers.
Omdat we maar met zijn tweeën zijn en er altijd twee personeelsleden in huis moeten zijn, kunnen we niet buiten zoeken. Dini schakelt collega’s in van een ander paviljoen.
Terwijl ik de rust probeer te bewaren op zaal, zie ik in mijn ooghoeken in het donker buiten de lichten van de zaklantarens van collega’s heen en weer flitsen in de stromende regen.
Juffrouw V wordt niet gevonden. We worden steeds ongeruster, de kans dat juffrouw V zichzelf deze keer iets ernstigs heeft aangedaan, kunnen we niet uitsluiten.
Ten einde raad belt Dini de politie.
Hoewel die op zondag net zo slecht bemenst zijn als wij, komt er twee uur later toch een agent.
Minutieus doorzoekt hij het hele terrein.
’s Avonds laat vindt hij haar, verscholen in een lekkend tuinhuisje op nog geen vijftig meter van ons paviljoen.
Ze heeft er al die uren gewacht tot ze werd gevonden.
Koud en nat schuifelt ze naar binnen, mompelend ‘Ik had wel dood kunnen zijn.’
 
Wat me vooral bijblijft van die dag is ons gevoel van boze machteloosheid omdat het haar noch ons lukte om haar situatie te veranderen.
Ondanks diverse therapieën en medicijnen en positieve aandacht kwam ze niet uit haar vicieuze cirkel.
Ze bleef een draaideurpatiënt, haar opnames volgden elkaar steeds sneller op.
 
29-11-2016
 

Zwijgend tij

voor Stefanie
 
Speurend loop ik langs de waterlijn
sta stil, plant mijn voeten behoedzaam in
het zand, onbeweeglijk als een vogelvrouw,
haren waaiend in de wind, staar ik naar
de geul waar aflopend tij stuit op de branding.
 
Gedachteloos wacht ik op de impasse
waarin wat was en wat komt
elkaar raken
even vredig samenvallen.
 
Dan keert het tij
de korte eeuwigheid
is weer voorbij
 
28-3-2017