Waar hij was

Missen was in het begin
als meten zonder lint
als zoeken zonder vinden
als zeilen zonder wind
ik deed maar wat.

 

Gelukkig liftte hij lang mee met elke
ademteug, plantte sporen waarlangs ik
doorleefde: in verdwaalde sokken en verloren
pasjes, in vergeten koffiemokken en rommel
op de trap, in voorbijgaande zongebruinde
onderarmen, in een vergeeld vliegbrevet, in
woordloze wolken, in dromen die mooier
waren dan het leven van alledag.

 

Voorbij is hij al jaren, toch sta ik soms nog
stil, zie wolken naar me zwaaien en hoor
ver weg het lachje dat alleen ik kende.
Dan zwaai ik terug.

 

31-8-2021

Bach, of ‘a whiter shade of pale’ versus ‘cent mille chansons’

1967
Een zondag in juni, half een.
We eten aan de ronde tafel, vast sudderlapjes met aardappels, doperwten uit blik en appelmoes.
Om 13 uur, tijdens het toetje, vast vanillevla, moeten we stil zijn voor het nieuws op de radio.
Dromerig eet ik mijn yoghurt (ik lust geen vanillevla) tot de nieuwslezer zegt dat voor het eerst in de geschiedenis een debuutsingle van een popgroep binnen is gekomen op de eerste plaats van de top 40.
Het gaat om ‘A whiter shade of pale’ van Procol Harum.
Mijn vader legt zijn lepel neer als een fragment van het nummer klinkt.
Daarna licht de nieuwslezer toe: in dit nummer zijn thema’s uit verschillende Bachcomposities (o.a. Air on the g string) met behulp van een beatdrum en een hippe tekst verwerkt tot een popsong.
Hij doet verslag van de hoogoplopende maatschappelijke discussie die wordt gevoerd over dit fenomeen: is dit plagiaat of een geniale zet?
Aan het hoofd van de tafel luistert mijn vader, groot Bachliefhebber, zichtbaar geschokt.
Nooit heb ik hem horen vloeken, maar zijn binnensmondse gemompel lijkt er verdacht op.
Zijn mening is vernietigend: dit is een grof schandaal, godgeklaagd, heiligschennis van het werk van de grootste componist aller tijden, jatwerk door een stelletje werkschuw langharig tuig dat zelf niks kan.
1968
Het is warm in de kamer, de radio staat zacht aan.
Geritsel klinkt als hij een bladzijde omslaat van de krant, even verschijnt dan zijn gezicht maar zijn ogen blijven geconcentreerd op het wereldnieuws.
Rook kringelt uit de sigaret in zijn mondhoek.
Op de radio klinkt een intro, een mooie alt zet in met langzame lage klanken.
De krant zakt, ‘zet de radio eens harder’ zegt hij.
Dat doe ik, verbaasd, in mijn oren is ‘Cent mille chansons’ gewoon popmuziek en daar houdt hij niet van, we mogen wel luisteren naar de popzender Radio Luxemburg maar dan moet het geluid zacht.
Intens luistert hij, zijn blik vaag in de verte, zijn mondhoeken iets omhoog.
Bij het laatste couplet van ‘Cent mille chansons’, dooft hij zijn sigaret in de asbak naast hem en fluit mee, zacht en loepzuiver.
Hij zingt niet mee, mijn moeder zei dat hij een mooie tenor had maar ik heb hem nooit horen zingen.
Als de laatste tonen van Frida Boccara en hem wegvagen, gebaart hij dat ik de radio weer zachter moet zetten, steekt een nieuwe sigaret aan en verdwijnt weer achter Het Handelsblad.
2021
Bij en na het afscheid van Peter R. de Vries een paar weken geleden, klonk alom ‘A whiter shade of pale’, een nummer waar hij zeer aan gehecht was.
Vorige week klonk op mijn radio ‘Cent mille chansons’ van Frida Boccara, het Franse chanson dat verdacht veel lijkt op Bachs aria ‘Mache dich mein Herze rein’ uit de Matthäuspassion.
Beide nummers doen me terugdenken aan muziek en mijn vader.
Vragen komen in me op die hij nooit meer kan beantwoorden:
waarom vond je ‘A whiter shade of pale’ heiligschennis en adoreerde je ‘Cent mille chansons’?
Had de presentatie invloed op je mening: een shabby geklede langharige popgroep versus een prachtige vrouw in avondjurk?

 

23-8-2021
Een deel van dit verhaal bewerkte ik tot een ultrakort verhaal, ‘Cent mille chansons’, dat op 27-8-2021 door Schrijven Online in de spotlights werd gezet als een van de vijf leukste, bijzonderste ultrakorte verhalen van week 34 in de Facebookgroep Ultrakorte verhalen

Magisch moment

Een station een bus vanaf een bank achterin zie
ik je instappen peilend kijk je rond tot onze ogen
elkaar vinden zich verbaasd verliezen in elkaar.
Wat is dit? Ik ken je maar wie ben je?

 

Dat moment begraaft zich in ons leven, delven
we op als het ondersneeuwt in volle agenda’s.
Vragen dan weer wat zag je wat dacht je. Jij had de ogen
van Elvis je zag meer dan ik wilde ik smolt onder je blik.
Jij leek op die actrice uit Love Story maar dan veel mooier je kijken
en zwijgen fascineerde me en hoe je mijn bravoure negeerde.

 

Gaandeweg taant de magie van dat moment, we accepteren
het gelaten. Tot nu, in een café bij hetzelfde station, we drinken
niet meer op toen maar op vandaag, zoenen boven schuimend
bier verrukkelijke zoenen tot de ober ons vriendelijk vraagt
geen aanstoot te geven, blozend deinzen we uiteen kijken
elkaar aan knipogen weten: dit is ons nieuwe magische moment.

 

 

2016
Gedicht uit de cursus Poëzie online, naar aanleiding van de les over Wislawa Szymborska

Stamppot

Mijn stottergebedjes voor het eten, de zaterdagse
opgebakken eerpels, Arbeidsvitaminen met warme
chocomel. De zondagse slaperige stilte. Het schouderophalend
zwijgen op mijn vragen, het wachten op mijn beurt, op later, op

 

het oordeel in mijn ouders ogen als ze de schuifdeuren
open schoven, de opluchting als ze lachten. De schaarse
grap verstopt in een sinterklaasgedicht. Het licht in huis na
de grote schoonmaak, de kus voor het slapen, het wenkende

 

nachtzwart achter het zolderraam. Wat ik ’s nachts
droomde, stroomde bij Nederlands mijn linkerhand uit.
Onder de tienen voor opstellen scholen alle
onbeantwoorde vragen. Ze vervaagden
met de jaren maar deze beelden blijven:

 

hoe mijn moeder zijn overhemden en zijn
angsten glad streek, hoe mijn vaders ogen
verzachtten als hij, steeds zeldzamer, haar kietelde.

 

Hoe zij dan bloosde.

 

 

 

Juni 2021
Resultaat van de dichtopdracht bij de les over Charles Ducal in de cursus Poëzie online voor gevorderden

Een goede dag

De voordeur is open, gekromd staat hij achter zijn rollator, brengt een hand naar zijn hart, buigt en knipoogt.
Ik spiegel zijn welkom en stap naar binnen.
Hang mijn jas op en loop achter hem aan naar de keuken.
Met aarzelende bewegingen schenkt hij koffie in de kopjes die al klaar staan.
Ik zet ze op het blad waarop al een schaal pindakoekjes staat. Hij weet wat ik lekker vind.
Ik zet het blad op tafel.
We gaan zitten, drinken met kleine slokjes.
De stilte streelt ons.

 

’Droog overgekomen?’ vraagt hij na een paar minuten.
Ik knik, vraag: ‘Hoe gaat het vandaag?’
Hij zwijgt lang, peinst, zegt dan: ‘Het is goed.’
Zijn stem klinkt verbaasd.
We kijken naar buiten.
Hij wijst naar een wolk: ‘Kijk, die daar, dat wordt een bui, ga maar.’
‘Goed’, zeg ik, sta op, loop achter hem aan naar de kapstok, trek mijn jas aan.
Hij opent de deur, zegt, een hand op zijn hart, zijn ogen in de mijne: ‘Dit is een goede dag.’
Ik knik, mijn hand op mijn hart: ‘Dit is een goede dag.’

 

 
10-8-2021

Vijf woorden, twee gedichten

Fysieke en virus toestanden maakten het lang onmogelijk maar, (hoera!), onlangs deden Aaltje en ik het weer: samen dichten.
We kozen willekeurig vijf woorden en verwerkten die elk in een gedicht.
Dit waren de woorden: gelijkmoedigheid nippertje meestal regenkapje huiskamer.
Dit is Aaltjes creatie:

 

Opklaring
bij hun binnenkomst ontsnapte de
gelijkmoedigheid op het nippertje
aan de door regenkapjes verborgen angsten
die plotseling hun tentakels uitstaken in
de meestal vredige huiskamer.
een prachtig nieuw blauw schikte zich hoog
naast haar aan de opgeklaarde hemel in
verder samengaan.

 

En dit is mijn gedicht:

 

Nippertje

 

Meestal verjagen de slagen van de koekoeksklok
in de huiskamer de gelijkmoedigheid, van zacht
zonlicht op de vensterbank, van geurige muntthee, van
de woordenwereld waar ik me in wentel

 

schielijk schiet ik overeind, mijn stoel kreunt,
‘blijf nou’ zuchten de bladzijden maar ik ren
de gang in, gris jas en regenkapje van de
kapstok die me vierkant uitlacht en haast me
hijgend naar de halte waar de bus al wacht.
Grijnzend rolt de chauffeur met zijn ogen.

 

6-8-2021

Pissebed

Rennen. Zigzaggend oversteken
snel de steeg in naar het
muurtje waarachter ik
onzichtbaar ben

 

pfff
wachten
voorzichtig
om het hoekje kijken
gelukt
ze zijn weg

 

bloed wegvegen
scheldwoorden doen geen zeer
stenen wel

 

hier blijven tot
de vlek is opgedroogd
ik kon er
niks aan doen want er was
een olifantwolk net toen ik wilde plassen
en ik moest ook nog zwaaien naar een heks op haar bezem

 

tussen de muur en het zand loopt een
beestje
hij glanst en heeft heel veel pootjes
te veel om te tellen, en hij heeft ook
een heleboel vriendjes

 

Hij wel

 

 
 
 
 
27-6-2017