Die avond onthullen Judith en Bart in de reünie van ‘Winter vol liefde’ na tien maanden verplicht zwijgen of ze nog samen zijn.
Dat zijn ze!
Stralend kijken ze in de camera, maar vooral in elkaars ogen
Geen twijfel mogelijk: het is aan, nog steeds! En hoe!
Eindelijk hoeven ze het niet meer geheim te houden, wat heet: heel Nederland mag weten dat ze stapelgek zijn op elkaar.
Hartverwarmend en heerlijk om te zien.
De middag daarna klinkt haperend de bel, ik schuif met mijn rollator de gang door en open de deur.
Wat onzeker staan ze daar.
Hij, lang, craquelé wangen, vriendelijke ogen, een zachte handdruk terwijl hij zijn naam noemt.
Zij weifelt, haar beperkte gezichtsvermogen speelt haar parten, ik pak haar hand, leid haar naar binnen, we omhelzen elkaar.
Ze geeft me een mandje lente met narcissen, hyacinten en blauwe druifjes: ‘Want je houdt zo van blauw.’
We drinken thee, praten over van alles.
Ontspannen, zoals je geniet van slenterend pootjebaden op een warme dag aan zee.
De afgelopen jaren verscheen hij steeds vaker in haar verhalen.
Ze vertelde en ik leefde mee: hoe hun contact zich verdiepte en ze van buren vrienden werden. En nu: hele goede vrienden.
Vandaag zie ik dat met eigen ogen, ‘Wat zijn jullie leuk samen’ ontvalt me als ik zie hoe vriendelijk ze naar mij zijn, hoe liefdevol naar elkaar.
Hij lacht jongensachtig, zij bloost.
‘Dank je. Jij bent de eerste bij wie we samen op bezoek zijn.’
Wat een eer. Weten anderen al van hun relatie? Buren, kinderen, kleinkinderen?
Ze veren op: ‘Nee. Nog niet. Maar dat hoeft toch ook niet? We vinden dit juist fijn, zo samen.’
We stellen vast: natuurlijk hoeft dat niet.
Na twee kopjes thee zien ze mijn vermoeidheid en staan op.
Het loopt tegen half vijf, komen ze nu niet in de spits terecht, vraag ik?
‘Ach dat maakt toch niks uit’ zegt ze kordaat.
En hij, met een knipoog naar haar: ‘Fijn juist, lekker samen in de file.’
Hij meent het.
Hij helpt haar in haar jas, zij knoopt de zijne dicht: het is fris buiten.
Aan het eind van het tuinpad aarzelt ze, hij pakt haar arm, leidt haar links het voetpad op naar de parkeerplaats.
Ik kijk ze na, vertederd, een beeld van fragiele harmonie nestelt zich op mijn netvlies.