Verdomme

Vandaag gaat Louk bij oma spelen.
Naast mama in de auto, op zijn schoot het mandje met zorgvuldig uitgekozen schatten om bij oma mee te spelen, kijkt hij vergenoegd om zich heen.
Hij kent de route op zijn duimpje, net als mama.

 

Dan, vlak voor een rotonde, maakt een vrachtwagen een onverwachte manoeuvre en voegt plotseling  in op hun rijbaan.
Mama remt, gooit haar stuur om en vloekt hartgrondig: ‘Verdomme!’
Verbaasd kijkt Louk naar mama, dat woord kent hij niet.
Dat vreemde woord, mama’s boze stem, het plotseling afremmen en uitwijken van de auto: hij weet niet wat het betekent maar voelt: hier gebeurt iets ergs.

 

Als de vrachtwagen voorbij is en mama weer rustig doorrijdt, voelt ze Louks hand die haar been aait en hoort ze een zacht sussend: ‘Mama verdomme.’

 

Nooit klonk een vloek zo troostend en liefdevol.

 

20-10-2022

De eerste rij

We lopen op het bospad, wijken uit voor fietsers, wandelaars, honden.
Schudden het leven op en uit.
Allebei zijn we ‘weduwe’, een wezenloos vervreemdend woord omdat een mens zoveel meer is dan dit ene aspect.

 

‘Vaak zeggen mensen dat hij veel te jong gestorven is, dat dat oneerlijk is en onrechtvaardig. En of ik niet boos ben.’
‘O ja, dat hoor ik ook vaak. En ook: ‘de goeden gaan het eerst.’
‘Raar is dat, want hoezo te vroeg? Hoezo oneerlijk? En als de goeden eerst gaan, wat zijn wij dan? De slechten? En boos, ben jij boos geweest?
‘Hm, nee, in het begin wel eens toen alleen zijn nog nieuw en vaak naar was. Maar dat is verdwenen.’
‘Ja bij mij ook, woede is er niet meer, dat vervaagde toen ik begreep dat er geen antwoorden komen op die vragen: ‘Waarom? Waarom zo? Waarom nu al? Dat gaf ruimte om te kijken naar het leven nu en daar iets van te maken.’

 

Soms fantaseren we hoe onze mannen ‘boven’ samen op een bankje zitten en, net als toen ze nog bij ons waren, commentaar leveren, nu op wat ze  hier ‘beneden’ zien.
‘Ze zitten op dat bankje vooraan in de zaal. Op onze eerste rij, naast al die anderen, die rij wordt steeds langer.’
‘Ja, ze kijken en regelmatig krijgen we applaus, tijden lang horen we niks, soms schudden ze hun hoofd en dan hoor ik ver weg: ‘‘Boehoe, dat kan je beter hoor.’’
Maar ze blijven onze grootste fans.’

 

13-10-2022

Moorkop

Broos is ze geworden, bijna doorschijnend.
Mijn rimpels tonen mijn jaren, haar rimpels lijken te vervagen.
Steeds verbaasder kijkt ze, net zo meisjesachtig als vroeger, de wereld in.  
Ze wilde zich vanmorgen niet wassen zei hij, toen hij haar bracht en ze wil ook liever niet naar buiten, ze houdt niet van wind.
Maar met mij even een bakkie doen aan de overkant, dat weet ze nog: ‘met een moorkop hè?’
Dat wil ze wel.
Als de ober bij ons tafeltje staat en ik twee cappuccino met een moorkop bestel, wijst ze die verontwaardigd af: ‘Natuurlijk niet, je weet toch dat ik op mijn lijn let!’
Geen moorkoppen vandaag.
Ze hakkelt in halve zinnen: ‘Maatje 38. Dat wil ik.’
Trots kijkt ze me aan: ‘Soms kan ik in 37!’

 

Soms, als we niet bijgepraat raakten, deden we wel drie keer een cappuccino met een moorkop.
Maar dat weet ze niet meer.

 

9-10-22

Hufterinstructie

  1. Basisvoorschrift: verschans je in je ivoren toren en blijf daar te allen tijde, waar je ook bent.
  2. Oefen een onschuldig voorkomen door drie maal daags tien maal je wenkbrauwen hoog te heffen waarbij je tegelijkertijd je handen spreidt en onaffe zinnen stamelt. Probeer niet met je ogen te knipperen. Sla deze oefening geen dag over want de herhaling is noodzakelijk om een maximaal geloofwaardige uitstraling te realiseren.
  3. Ben je in een omgeving waar veel ogen op je gericht zijn en je kritische vragen worden gesteld, zoals in de Tweede Kamer of aan een talkshowtafel, luister dan minzaam knikkend naar de vragen, complimenteer de vraagstellers omstandig met hun geniale vraag en start vervolgens een lang vaag verhaal met veel onbewijsbare details en niet relevante uitweidingen en lardeer deze te pas en te onpas met sorry’s die je niet toelicht.
  4. Deze aanpak is vooral effectief als je hem keer op keer herhaalt bij elke vraag die wordt gesteld, net zo lang tot de vragen vanzelf verstommen.
Let op: negeer boegeroep en wees alert op rondvliegende eieren, tomaten en pilsjes.

 

3-10-2022

Ongerijmd

Hij vraagt wat ik tegenwoordig zoal doe, ik reageer enthousiast: ‘Ik schrijf, korte verhalen en  gedichten.’
Verbaasd vraagt hij: ‘Gedichten? Jij schrijft gedichten? Kan jij zo goed rijmen?’
Ik vertel over dichtcursussen, over woordkeuze, over originele metaforen bedenken en clichés vermijden.
Over het verschil tussen proza en poëzie.
Over ritme, leegregels en regelafbrekingen op de juiste plaats.
Over anders omgaan met leestekens, hoe betekenis verandert als je een komma niet, wel of ergens anders plaatst.
Over de lol van zoeken naar het goede woord en de passende vorm tot elke regel klopt en er een gedicht is geboren.
Als voorbeeld lees ik hem mijn laatste gedicht voor.  
Hij schudt zijn hoofd: ‘Dat rijmt niet. Een gedicht moet rijmen anders is het toch geen gedicht?’
Ik zucht.
Vertel dat er meer is dan eindrijm, zoals middenrijm, binnenrijm, alliteratie.
Geef voorbeelden uit het werk van Annie MG en Vasalis.
Hij kijkt uit het raam en zwijgt.

 

27-9-22
Inspiratie: het ‘Woord van de Week’ in de Facebookgroep Ultrakorte Verhalen deze week: ongerijmd.
Op 30 september werd een iets ingekorte versie van dit verhaal gekozen tot een van de vijf meest opvallende ultrakorte verhalen in de Facebookgroep Ultrakorte verhalen in week 39

Niets

Het Woord van de Week in de Facebookgroep Ultrakorte Verhalen was deze week: Niets. Mijn fantasie sloeg op hol: 

 

Ik schrik wakker en weet zonder te kijken hoe laat het is.
Half vier.
Gapend stommel ik de trap af, trek in de keuken de voorraadkast open, grijp tussen de doosjes thee en zakjes soep.
Niets.
Automatisch pakken mijn handen het Cadburyblik van de kast en zoeken tussen het verzameld zoet.
Niets.
De groente la, de vriezer, misschien is er een zakje of een reep tussen  de rauwkost of onder de broodjes gegleden.
Niets.
Naar de gang. Rugzak, koffer, handtassen. Beschimmelde dropjes en uitgedroogde pepermuntjes.  
Niets.
Jaszakken. Bonnetjes, gebruikt zakdoekje, supermarktmuntje.
Niets.

 

Niets. Nergens.

 

 

20-9-2022

Tweede ronde september CorAaltjes

In de tweede ronde van onze laatste dichtsessie trokken Aaltje en ik deze vijf willekeurige woorden en verwerkten die in een gedicht: Delen, Niemand, Woord, Kaasschaaf, Iemand.
Dit is Aaltjes gedicht: 

 

Ik wil met niemand delen
als je met mij wilt spelen
moet je bereid zijn ieder woord
dat tot het ongerijmde hoort
luidop te kwelen
Ik wil met iemand dichten
die wonderen kan verrichten
door met een kaasschaaf, lepel
vork, een klokkenspel met klepel,
tijd te verlichten.
Zing mee, met lepel klepel vork
of mes, kom wees geen hork
neem woorden bruisend uit de bron
bewijs maar dat ook jij het kon;
dichten als plork.

 

En dit is mijn gedicht met die vijf woorden:

 

Zeer

 

De vernietigende blik, het wegwerpgebaar,
het woord dat met de precisie van een
kaasschaaf wordt losgesneden uit withete
woede, en nog een en nog een

 

oud zeer, koud als ijs heet als lava
wat deel je met iemand?
wat deel je nooit?
met niemand?

 

20-9-22

September CorAaltjes

Aaltje en ik deden weer een dichtsessie.
Tweemaal kozen we willekeurig vijf woorden uit een willekeurig boek (dit keer uit ‘De meeste mensen deugen’). 
Dit zijn de woorden uit de eerste ronde: Onze, Afgebroken, Gemoed, Vertellen, Hemel.

 

Dit maakte Aaltje:

 

We vertellen elkaar met ijle stemmen over
onze angsten die als strakgespannen
snaren natrillen van het venijnig
aanraken door toegespitste vingers
en zo het gemoed beroeren. Bremzout
als zweet en bloed het stroef afgebroken
akkoord. Zweepslag in het gelaat. Oud
oer-gevoel van alleen gelaten. De hemel
zonder sterren. Ver weg het geluid van
huilende wolven. Wij spelen eigen wijs,
weten beter. Op strakke snaren trekken
we het gemoed uiteen. Beroeren
beter weten. Wie het weet mag het zeggen;
oordeelt niet. IJl klinken onze stemmen.
***

 

En dit deed ik met die woorden:

 

Onze tijd

 

De jaren en mijn grijzende gemoed
hebben gaandeweg herinneringen afgebroken
verbrokkeld, tot stof doen vergaan in de aarde

 

Ik wil je vertellen hoe doorbestaan
de dagen grijs kleurt, hoe leeg de
hemel oogt sinds jij wegvloog

 

Dat is de helft, steeds vaker
kleuren dagen gulzig groen
straalt de hemel levend blauw 

 

moet ik mijn ogen bijna dichtknijpen
voor ik je schaduw zie oplichten
boven een horizon vol heimwee

 

14-9-2022

Pas op

(Dit is een pantoum, een gedicht volgens een vastgestelde structuur waarin vorm, inhoud en regelherhaling belangrijk zijn. Google voor de regels op pantoum)

 

 
Ze is bij mij, hij wilde even weg.
Ik klop melk voor de koffie,
nieuwsgierig kijkt ze rond,
ze herkent niets.

 

Ik klop melk voor de koffie,
we zijn dol op koffie verkeerd.
Ze herkent niets,
ik vertel over het DE bewaarblik.

 

We zijn dol op koffie verkeerd,
ik vraag weinig,
ik vertel over het DE bewaarblik.
Rustig blijven en geduldig.

 

Ik vraag weinig,
ik ken haar op mijn duimpje.
Rustig blijven en geduldig,
de tijd vliegt.

 

Ik ken haar op mijn duimpje,
nieuwsgierig kijkt ze rond.
De tijd vliegt,
ze is bij mij, hij wilde even weg

 

 
 
 13-9-2022

Oma op zolder

Mijn moeders moeder is een grote vrouw met een vriendelijk gezicht, ogen die alles zien, grijze lange haren in een knot gevouwen op haar achterhoofd.
Als klein meisje logeer ik graag bij haar.
Als de ooms grapjes met me uit halen die ik niet snap, roept oma ze tot de orde: ‘Hou eens op jongens, plaag dat arme ding niet zo.’

 

Oma overlijdt kort nadat mijn broertje wordt geboren.
Er wordt geruild met slaapkamers.
Voor mijn oudste zus en mij, ik ben 9, wordt op zolder een kamer gebouwd.
De rest van de zolder bestaat uit een smal middenstuk met aan weerskanten twee houten rasters waar platen karton op en tussen liggen.
Daar mogen wij niet komen, dat is gevaarlijk zegt mijn vader, ‘als je daarop loopt, zak je er doorheen.’

 

Op een nacht zie ik oma.
Ik schrik want ze staat op het gevaarlijke stuk van de zolder.
Mijn stem doet het niet maar toch hoort ze me: ‘Pas op, daar zakt u doorheen.’
Sussend schudt ze haar hoofd: ze zakt er niet doorheen.
Ze lacht naar me, ik word er warm van, wat is ze lief, ik wil naar haar toe!
Haar arm wenkt me eerst, dan zwaait ze naar me.
Ik begrijp het niet, ze wil dat ik kom maar ook niet.
Ineens is ze weg.

 

Opgetogen vertel ik ‘s morgens: ‘Oma was op zolder!’
‘Dat kan niet’, zegt mijn moeder, ‘dat heb je maar gedroomd, oma is dood.’
Maar ik weet het zeker: ‘Oma was daar!’
Ze zucht, is druk met babybroertje en kleinste zusje: ‘Jij ook altijd, oma is er niet meer, schiet op, je moet naar school.’
Als een zeepbel spat mijn blijheid uiteen.

 

Ik praat niet meer over oma en bewaar het voorval diep in me.
Af en toe diep ik het op en herinner me hoe blij ik was toen ik haar zag.
Soms vraag ik haar zonder woorden: ‘Droomde ik of was u er echt?’
En dan klinkt het in me:
‘Kind toch, natuurlijk was ik daar, ik was zo blij dat je me zag en hoorde, niet meer aan twijfelen hoor!’
Zie je wel …..

 

‘O ja, nog iets’, zegt ze dan, ‘Het is goed hier, je krijgt de groeten.’
Met een knipoog: ‘Je weet zelf wel van wie.’
Ik grinnik, jazeker weet ik dat.
Dag oma, dankjewel.

 

2015