Wouter en LJ

In Leiden komen ze de coupé in, kijken rond en zetten zich, zonder hun gesprek te onderbreken, op de bank naast me.
De een, slank, rode pantalon, donkerrood colbert, roze strikdasje, volle Beethovenhaarbos, fronst en vraagt: ‘Zeg Wouter, als jij zegt dat alles vergeestelijkt, wat betekent dat dan voor het dagelijks leven?’
Wouter, kaal, gezet, slecht passende donkerblauwe pantalon en een trui waar hij zichtbaar in woont, antwoordt enthousiast: ‘Weet je LJ, in wezen is het simpel: het dagelijks leven vergeestelijkt, daarbij gestimuleerd door psychoanalyse want dat is een methode voor herleefde vergeestelijking. Immers, therapie is gebaseerd op de vraag: wat gaat u volgende week doen en bent u daar klaar voor? En klaar moet je wel zijn want doen en materie voorzien je alleen van energie voor je huidige leven. Niet voor een volgend leven, dat is virtueel, niet fysiek en niet materieel. Hoewel …’
Hij stopt, peinst tot LJ aanmoedigend knikt: ‘Hoewel de materialisering van de geest nooit helemaal weg is natuurlijk.’
Hij gaat verzitten, kijkt zoekend rond, ‘Heeft de NS ook toiletten?
LJ wijst naar het bordje met pijl.
Steunend komt Wouter overeind en volgt de pijl.

 

Weer terug installeert hij zich zuchtend tegenover LJ.
Die vraagt: ‘Zeg Wouter, ben jij zelf klaar voor dat volgende leven? Zou je daar, met deze specialisatie, ook psychiater kunnen zijn?’

 

Wouter glimlacht: ‘Wie weet? In feite is leven een zoektocht naar het kunstwerk dat jouw leven verbeeldt. Op social media zie je dat zoeken naar zingeving ook volop. Alleen, het elkaar intuïtief begrijpen, dat is er daar vrijwel nooit bij inbegrepen. En dat is precies het verschil met de zoektocht waar ik op doel, die naar en in het volgende leven. Die zoektocht is veel grootser, die is het ultieme antwoord op de dood.’
Hij zucht: ‘Maar de taal om dit therapeutisch te verwoorden is zo weerbarstig, er bestaat een serieuze kloof tussen de woorden en deze zaken. Daar ben ik nog lang niet uit LJ.’

 

LJ knikt: ‘Tegelijk is er weinig zo boeiend als deze vragen. Praat je hier ook met Emilie over?’
Wouter schiet in de lach, knipoogt: ‘Wat dacht je zelf? Dan begint ze meteen te gapen.’
Hij schuift heen en weer, komt overeind, ‘Mijn prostaat zit mijn vergeestelijking steeds meer in de weg.’
Zijn ogen speuren naar het bordje.
Weer sjokt hij in de richting van de pijl.

 

6-4-2024
 

Troost

In Utrecht stapt ze in, we groeten elkaar.
Ik knik naar buiten: ‘Fijn hè, eindelijk droog?’
‘Zo nat als de laatste tijd was het nog nooit terwijl het vorig jaar zo droog was.’
Ze kijkt me aan, aftastend lijkt het, vervolgt voorzichtig: ‘de natuur herstelt zichzelf, dat wordt bestierd.’

 

De trein vertrekt, zwijgend genieten we van de zachte decemberzon op de weilanden.
‘Gaat u ook naar Amsterdam?’
‘Nee, ik ga door naar een vriendin in Castricum, u wel?’
Ze vertelt wat er allemaal geregeld is zodat zij vandaag naar Amsterdam kan.
De afgelopen weken werden bepaald door slecht nieuwsgesprekken en tegenslagen.
Haar man is ziek, al jaren maar nu ‘zit het overal.’
Ze wilde zo graag nog een laatste keer met hem naar Lourdes.
Vierentwintig keer zijn ze er al geweest: ‘Weet u, de rust daar, de aandacht voor elkaar, liefde, dat is het wonder van daar zijn, dat is zo fijn!’
Maar het kan niet, het is te zwaar geworden voor hem.
Haar dochter drong er op aan dat ze vandaag naar de Onze-Lieve-Vrouw-van-Lourdeskerk zou gaan in Amsterdam, dan blijft zij bij haar vader.
Surrogaat maar ook fijn.
Vorige week waren ze 56 jaar getrouwd en wilden uit eten met hun gezin.
Om dat te vieren.
Maar toen ze klaar stonden om te vertrekken, zakte hij in elkaar.
‘Toen hebben we maar pizza’s besteld.’
Haar mond lacht, haar ogen niet: ‘maar eten ging ook niet meer en nu komt hij niet meer van bed.’

 

Terwijl ze vertelt kiert het herinneringenkamertje in mijn hart open.
Maar ik zwijg, weet nog dat een luisterend oor mij destijds meer goed deed dan verhalen van en over anderen.
In deze stille, bijna lege treincoupé beweegt de tijd heen en weer tussen toen en nu.
Ze vertelt dat ze samen hebben gepraat: ‘Alles is uitgesproken.’
Dan, ineens fel: ‘Wij hebben het goed gehad samen en lang ook. En natùùrlijk weet je dat dit een keer komt, dat wisten wij ook echt wel. Maar niemand vertelt je hoe zwáár deze tijd is!’
Ze schiet vol, ik ook, machteloos kom ik niet verder dan: ‘Ja, het is zo zwaar.’
‘U ook?’
‘Ja, ik ook, lang geleden.’

 

Op Amsterdam Amstel stapt ze uit, we kijken elkaar aan, allebei wat verlegen met de intensiteit van onze ontmoeting.
‘Dag mevrouw, een fijne dag bij uw vriendin.’
‘Dankuwel, dag mevrouw, ik wens u een goede dag in de kerk.’

 

Ze verdween naar de achtergrond in de drukke decembermaand.
Tot ik na de Kerst de tv-serie zag: ‘Francis naar Lourdes.’
Een impressie van wat Lourdesgangers beweegt en bezighoudt.
Toen kwam ze terug in mijn herinnering.
En begreep ik haar nog beter.

 

 

10-1-2023

De leukste thuis

Ze pauzeren op de steiger in de koude winterzon.
De elektricien, een gevatte vrolijkerd, grapt tegen zijn collega: ‘Laat die nieuwe scharrel nou eens zien.’
Collega pakt zijn smartphone en zoekt.
Als hij haar foto laat zien: ‘Nou da’s een lekker ding, haar enige minpunt is dat ze jou wil.’
Als het gelach verstomt, vraag ik of ze koffie willen.
‘Koffie? Meent u dat? U bent de eerste in weken die dat vraagt.’
Weer een lachsalvo.
Maar ze lusten wel een bakkie.

 

Na de koffie roept hij me naar de zolder, wijst naar een hoek en vraagt: ‘Daar moet de omvormer maar er is geen plek, wat doen die leidingen daar?’
Geen idee, die hangen daar al veertig jaar.
Hoofdschuddend besluit hij: ‘Ik hang hem daarnaast als u dat goed vindt en anders ook.’
Hij lacht zelf het hardst.
Ik vind het goed en verschans me weer beneden achter mijn laptop tot ik luidkeels gediscussieer hoor bij de meterkast.
‘Hoe gaat het?’ informeer ik.
Hij grijnst: ‘Prima, anders hoort u me wel vloeken hoor, maar kan u het beter, ook prima, doet u het toch zelf, ben ik weg, kan u me bellen als u er niet uitkomt.’
Hij is de enige die lacht.

 

6-12-2023

Illusie

Ze staat voor me in de rij bij de kassa, ik groet haar: ‘hoe gaat het?’
Fluisterend barst ze los: ‘Ze kunnen niks meer voor hem doen zeggen ze. Snap je dat nou? Longkanker, dat bestaat al zolang als de wereld en dan hebben ze daar nóg niks voor gevonden. Ja hij rookte, maar dat deed toch iedereen vroeger?’
Ik knik en dat moedigt haar aan: ‘En toen zei die man dat het overal zit en daar heeft hij niks voor. Geloof jij dat? En ik wijzen naar al die boeken, hij heeft zo’n grote boekenkast langs de hele muur met allemaal geleerde boeken en al zijn diploma’s achter glas. En ik zei: maar staat er in al die boeken dan helemaal niks voor Piet? En met al die diploma’s van u weet u niet eens hoe u Piet beter kan maken?’
Ze is furieus: ‘Dat kan toch niet? Ze laten hem gewoon doodgaan!’

 

 

Inspiratie: deze week is ‘Illusie’ het Woord van de Week in de Facebookgroep Ultrakorte Verhalen

 

29-11-2023

 

Zuivere koffie

De apotheekmedewerker toont haar een doosje: ‘Je ziektekostenverzekeraar vergoedt de voorgeschreven zalf niet meer maar kijk, hierin zit dezelfde werkzame stof. Mag ik vragen: waar was je je mee?’
Ze weifelt: ‘Wat bedoelt u?’
‘Gewone zeep is niet goed voor jouw huid.’
‘Wat adviseert u dan?’
‘Sebamed is het beste, die haal ik voor mezelf in Duitsland, veel goedkoper daar.’
Ze zwijgt.
Hij buigt over de balie, fluistert: ‘Ga je een keer mee? Weekendje Duitsland? Gezellig toch?’
Achteruit deinzend, kijkt ze om zich heen.
Ik vang haar verwarde blik, schud mijn hoofd, mijn ogen spreken boekdelen: niet doen!

 

15-11-2023

Ongemakkelijk

Op station Utrecht drukt de omroeper reizigers op het hart om goed op hun eigendommen te letten: er zijn zakkenrollers gesignaleerd in treinen, op de perrons en in de stationshal.
Ik verplaats mijn rugzak van mijn rug naar mijn buik, controleer alle ritsen en gespen en vouw mijn armen om de bult.

 

Op weg naar Amsterdam komt een gezette man in een slecht passende morsige broek en trui, een geel petje op zijn hoofd, de coupé in.
Zijn indringende blik fixeert om de beurt elke reiziger terwijl hij zwijgend een vlekkerig briefje aanbiedt.
Niemand neemt zijn briefje aan, alleen het meisje naast me.
Als de man is doorgelopen, leest ze het hardop voor, haar stem klinkt ongelovig: ‘Een dakloze vluchteling die geld wil voor eten voor zijn gezin? Zou dat echt waar zijn?’
Mensen kijken zwijgend weg, iemand haalt zijn schouders op, een ander mompelt: ‘Natuurlijk niet.’
De treinomroeper bevestigt het wantrouwen: ’Er is een bedelaar in deze trein, hij draagt een geel petje, geeft u hem alstublieft niets want dan is het eind zoek.’

 

Na Zaandam kijkt de man tegenover me op van zijn krant, wijst naar een foto: ‘Is hij al gepakt?’
Ik herken de foto die al een paar dagen in de media circuleert: het vriendelijke open gezicht van een jongen, geen balkje voor zijn ogen, zijn naam voluit.
Onder de foto het dringende advies aan het publiek om goed op te letten en als je deze ontsnapte vuurwapengevaarlijke crimineel ziet: spreek hem vooral niet aan, blijf uit zijn buurt en bel meteen 112.
En o ja: hij verplaatst zich per trein.

 

Toch kwam ik heelhuids aan in Castricum.

 

30-10-2023

Verloren strijd

Als we de hoek om slaan, stuiten we op een jongetje dat op zijn fietsje klimt en met een grote glimlach op zijn gezicht voor ons uit over de stoep slingert.
Vanuit een tuin kijkt zijn moeder toe, haar ogen half op hem gericht, half op het schermpje in haar hand.
‘Mama, kijk, het gaat best’ roept hij.
Verdiept in haar smartphone, reageert ze niet.
Bij de hoek keert hij om, fietst naar ons toe, stopt vlak voor ons en verklaart stralend: ‘Mooie fiets hè? Ik hoef geen nieuwe fiets.’
Mooie fiets, beamen wij.

 

Als hij door fietst, zien we dat hij zijn knietjes opzij houdt, zodat ze het stuur niet raken. Dat valt niet mee, soms raakt een knie onverhoeds het stuur en schiet hij een heg in of bijna de stoep af.
‘Voorzichtig’ roepen wij, ervaren oma’s, eenstemmig.
Hij stapt af, met neerhangende schoudertjes: ‘Mama zegt ik moet een nieuwe fiets. Ik ben te groot voor deze.’
Hij streelt het stuur, zijn lippen trillen: ‘Ik wil geen nieuwe fiets. Ik wil deze.’

 

1-10-2023

Dat verdient hij niet

Ze belde om een uur of zes ’s middags, op een zaterdag in februari, een jaar of zes geleden.
Als altijd vroeg ze hoe het met mij ging.
Kinderen, gezondheid, mijn schrijven, alles passeerde de revue.
Praten met haar was altijd een doorlopend gesprek, elke keer pakten we de draad weer op alsof we elkaar gisteren nog spraken in plaats van een half jaar geleden.

 

Ik vertel, ze luistert aandachtig, vraagt door, warm, meelevend, lief.
Dan vraag ik hoe het met haar is.
Ik hoor haar hoog ademen, luister ingespannen.
De stilte duurt, schrik verspreidt zich door mijn lijf.
Ze schraapt haar keel, weifelt.
Mijn adem stokt, ‘zeg het maar’ fluister ik.
‘Hij heeft het gedaan. Gisteren.’
Er zijn stiltes die zo vol zijn met voelen dat er geen plaats is voor woorden.

 

Ik hoor hoe ze moed verzamelt, woorden bijeen sprokkelt.
Ze vertelt:
Hoe hij vorige week bij haar was en ze het zag aan hem: het was op.
Afleiding, gesprekken, therapieën, medicatie.
Hij had alles geprobeerd.
Niets had geholpen.
‘Ik was niet verbaasd, toen ze gisteren kwamen en vertelden dat hij was gevonden.
Ik voelde het vorige week toen we afscheid namen aan hoe hij me vasthield.
Snap je dat?
Dat je beseft: dit is de laatste keer, ik zal hem niet meer zien?
Ik wist ook dat ik hem niet hier kon houden.
Hij had alles geprobeerd om dit te vermijden en nu kon hij niet meer.’
Kort en nuchter vertelt ze hoe hij het deed, berusting klinkt in haar stem.

 

Dan breekt haar stem: ‘Mijn broer begrijpt niet waarom ik niet boos ben op hem. Omdat hij dit gedaan heeft.
Weet je dat ik dat het ergste vind?
Dat mensen boos zijn, boos notabene, dat ze niet begrijpen, niet zien dat hij alles, echt alles, had geprobeerd, dat er niets anders restte dan dit.’
Fel als ik haar nooit eerder hoorde: ‘Het is gewoon een trap na, die boosheid! Dat verdient hij toch niet?’

 

Mijn hart breekt.
Nee, dat verdient hij niet.
En zijn moeder ook niet.

 

28-9-2023

Moederschap

De bus rijdt stil en bijna leeg langs de IJssel.
Tot zij instappen: een moeder met vier kinderen.
Ik schat haar nog geen dertig en de kinderen alle vier onder de vijf.
Ze vullen de bus met een wirwar van tassen, armpjes, beentjes, en hoge stemmetjes in verschillende geluidssterktes.

 

Gedecideerd dirigeert moeder de twee oudsten naar raamplaatsen op de banken achter de chauffeur: ‘Daar zitten blijven en naar buiten kijken, tel de boten maar.’
De derde plant ze voor het raam op de bank achter hen: ‘Op je billen zitten en boten kijken.’
Hij protesteert heftig: ‘Ikke daar zitten.’
Maar daar heeft ze geen boodschap aan: ‘Nee, jij zit bij mama!’
Om zijn ontsnapping te voorkomen, zet ze zichzelf naast hem, plant de kleinste op haar schoot en een berg volle tassen rond haar voeten.

 

Een en twee zitten braaf op hun raamplaatsen en tellen hardop boten: ‘Een, twee, drie, o nee dat is een boei, vijf, nee vier, mama tellen roeiboten ook mee?’
Mama, druk met drie en vier, reageert desondanks meteen: ‘Nee hoor, alleen de grote boten tellen mee, begin maar opnieuw.’
Ondertussen legt ze drie uit dat hij echt moet blijven zitten want als hij gaat lopen, kan hij vallen door de bewegingen van de bus: ‘en dat wil je toch niet?’
Drie zwijgt, denkt na, knikt, kijkt naar buiten maar hij is te klein, hij ziet alleen wolken.
Vier, bij mama op schoot, benut de plotse stilte, uit haar tandeloze mondje stijgt een hoog aanhoudend gegil op.
Drie schrikt, is meteen klaar met kijken naar de wolken en valt haar huilend bij: ‘Ikke boten kijken!’
Geschrokken kijken een en twee om en roepen staccato: ‘Mama mama mama.’

 

Ik zit erbij en kijk ernaar.
Voel me oud.
Peins: wat is moederschap soms toch een lawaaierige, bijna bovenmenselijke opgave.
Zou ze er wel eens spijt van hebben?

 

Zij heeft geen tijd om te peinzen.
Kalm legt ze een en twee uit dat ze rustig kunnen blijven zitten, er is niks aan de hand.
En ze kunnen al heel goed tellen, komen er nog meer boten aan?
Gekalmeerd draaien ze zich weer naar het raam en tellen verder.
Drie aait ze over zijn bol: ‘Stil maar, je moet echt hier blijven zitten maar zo kan je geen boten zien hè, dat gaan we veranderen.’
Ze deponeert vier over haar rechterschouder en tilt drie op de vrijgekomen plek op haar schoot en schuift naar het raam: ‘Zo, nou kan je de boten wel zien hè?’
Hij valt in een klap stil, draait op haar schoot tot hij op zijn knietjes zit en de boten ziet, wijst: ‘Mama kijk, hele grote boot.’
Vier krijst nog steeds op mama’s schouder, tot ze mij ziet, op de bank achter hen.
Ik zwaai naar haar.
Het gekrijs dooft uit, haar mondje klapt dicht.
Ik lach, ze kijkt me ernstig aan.
Ik steek mijn tong uit, ze kraait.
Mama grijpt een fles uit een van de tassen bij haar voeten, en houdt haar die voor. Midden in een kraaiend schaterlachje pakt ze de speen, begint te drinken.
Binnen een minuut vallen haar ogen dicht.

 

  
De rust in de bus is weldadig.
Ze viel niet uit, werd niet boos, niet ongeduldig.
Niet een keer verhief ze haar stem, greep er een stevig vast of dreigde met straf.
Ik weet het zeker: zij heeft geen spijt.

 

 

4-8-2023

Shut up klootzak

Op Amsterdam Centraal stappen ze in: een man met twee kleuters.
Ze spreken Engels.
Met zijn smartphone in zijn hand, dirigeert hij ze naar raamplaatsen, gaat naast ze zitten, belt, begint een werkgesprek.
De trein vertrekt.

 

Het meisje kijkt naar buiten, wiegt haar knuffel, zingt zacht een kinderversje: ‘The wheels on the train go round and round, round and round, round and round, the wheels on the train go round and round, round and round all through the town.’
Het jongetje tegenover haar, murmelt even mee, trekt dan een gekke bek, schopt naar haar voeten.
Onverstoorbaar doorzingend ontwijkt ze hem behendig.
Nog een keer haalt zijn voet uit naar haar benen.
‘Au’ roept ze en naar de man: ‘daddy, daddy, stop him.’
Daddy, hand voor zijn microfoon, sist: ‘Jack, stop it! Now!’

 

Jack stopt, zit even stil.
Als daddy doorvergadert, glijdt hij grijnzend van zijn plek en gaat op onderzoek in de bijna lege coupé.
Op de lege bank naast de mijne, gaat hij zitten, dan liggen.
Kijkt naar me, fietsend met zijn benen in de lucht.
Ik kan mijn lachen niet inhouden en dat is koren op zijn molen: hij giert van het lachen.
Daddy hoort het, schiet overeind, grijpt hem in zijn nekvel en zet hem terug tegenover zijn zusje: ‘Jack, SIT!’ en vergadert verder.

 

Zusje is aanbeland bij het volgende couplet: ‘The baby on the bus goes wah wah wah, wah wah wah.’
Jack valt schaterend in: ‘Crazy baby goes wah wah wah.’
Dat is de druppel: terwijl de trein stopt in Castricum en ik de deur open, zie ik nog net hoe zusje overeind schiet en schreeuwt, het komt uit haar tenen: ‘SHUT UP YOU KLOOTZAK!!!’

 

 

22-7-2023