Was-goed

Zie ze deinen in de wind, het flanellen
hemd, de lange broek, ze hielden
je warm in de ijzige winters hier, weer
zie ik hoe je krachtig afzette van de
oever en met lange sterke halen
schaatsend het meer over ging.
 
Ik huiver in je trui, de wind trekt aan,
de mouwen, de broekspijpen, het lijkt
of ze naar me wuiven, of je me groet,
ik zwaai terug, dag lief, vandaag ben je
de wind die het wasgoed beweegt.

 

17-10-2017

Terug naar Af

Jas schoenen blarenpleister dropjes
als een trage diesel komen voeten op gang
vinden de bekende weg langs de watertoren
het wilgenpad op waar Elmo in wolkvorm de weg wijst
in de verte beiert een kerkklok memento mori
statige zwanen glijden als breinspinsels voorbij.

 

Ik schrik op uit zware gedachten
zie twee zwarte schapen, deel hun lot
zij grasduinen in het weiland
ik in muizenissen.

 

Halverwege wacht het uitblaasbankje
verscholen achter struikgewas
mijn ogen gesloten, voel ik hoe de zon
warmt wat kil was en zorgelijk.

 

Negentig minuten
twaalfduizend stappen
honderd calorieën
leeg hoofd
warm hart

 

 

19-9-2017

Kreukels

Ze trekt naden strak, zomen glad.
Haar rechterhand glijdt geroutineerd over mouwen, kragen, knoopsgaten.
Mijn linkerhand snapt de bewegingen niet, strijkt nieuwe kreukels.
 
‘Probeer het dan eens rechts’ zegt ze.
Mijn rechterhand kopieert onhandig haar bewegingen, strijkt valse vouwen.
Ze zucht.
Zakdoeken dan maar, die hoeven niet gestreken.
Ze vouwt de grote zakdoeken kaarsrecht in vieren, de kleine in tweeën, maakt stapeltjes, zet koffie.
Meezingend met de Arbeidsvitaminen zit ze onbeweeglijk op haar stapeltje.
Ik op het mijne.
Na de koffie is haar stapeltje glad, het mijne gekreukeld.
Ik heb niet stil genoeg gezeten.
 
Tegenwoordig strijk ik zingend alles glad.

 

12-7-2018

Huidgeheugen

‘Mijn vriend is dood.’
Mijn wenkbrauwen schieten omhoog, ik dacht dat ze, na een nare scheiding, mannen had afgezworen.

 

‘We waren zo verliefd maar we hielden het nog geheim. Om die pubers van me, snap je, die vinden me toch al stom. Niemand wist het. Ik kreeg geen kaart. Ik zag de rouwadvertentie in de krant. Een hartaanval. Ik dacht dat ik gek werd. Hij is er niet meer en ik heb niet eens een foto. En nou vergeet ik zijn gezicht steeds. Zijn handen niet. Die blijf ik voelen. Overal.’

 

Ze zucht, rood kruipt haar hals in.

 

3-7-2018
Gekozen op 6-7-2018 als een van de vijf leukste, beste of meest opvallende ultrakorte verhalen en gedichten van week 27 op de Facebookgroep Schrijven Magazine: Ultrakorte verhalen.

Tevredenst

 
Geconcentreerd speelde het kind
in de tuin in de zon in de warme wind
goot hij water in gekleurde bakken
liet alle speelgoeddieren zwemmen
niet een verdronk er
 
Een saaie dag
zou je denken
dat dacht ik niet
ik vulde bakken met water
met de overtreffende trap
van tevreden
 
 
2-7-2018

Zondagmorgen half twaalf

Als ik de hoek om sla, komt de zwarte zwerm recht op me af.
Een laag zacht gebrom klinkt.
Aan de flanken proberen kleintjes haastig huppelend het tempo bij te benen.
Pas op het laatste moment, als ik hun strak naar de grond gerichte blikken zie, begrijp ik dat ze niet voor mij op zij gaan.
Ik schrik, stap af, grijp mijn stuur en zet me schrap.
Breed uitwaaierend over voetpad en fietspad, mij en mijn fiets opzij duwend, passeert de colonne kerkgangers me.

 

Gekozen op 29-6-2018 als een van de vijf leukste, beste of meest opvallende ultrakorte verhalen en gedichten van week 26 op de Facebookgroep Schrijven Magazine: Ultrakorte verhalen.

Louk en de dubbelgangers

Louks wereld is kleurrijk en realistisch: een meisje in een rood jasje is een ‘mootmeisje.’ Daar het sprookje van Roodkapje aan koppelen, dat was aan hem nooit besteed.
Tot, door een andere medicijnenmix, de epileptische activiteit in zijn hoofdje wat afnam. Er ontstond ruimte voor fantasie en associëren.
Het begon toen zoon vorig jaar een foto appte van Roger Taylor, oud-Queendrummer, met het bijschrift: dit is oma zegt Louk.

Hmm, dat was even schrikken.
En dat bleek nog maar het begin.
Op vaak onnavolgbare gronden ontwikkelde Louk een systeem om dubbelgangers van zijn naasten te herkennen.
Natuurlijk doet hij niet aan uitleggen.
Daarom blijft het onduidelijk waarom hij papa herkent in een vrolijk zwaaiend biggetje met een zwart-wit gestreept hemdje in een blauwe tuinbroek.
Gelukkig snappen we wel waarom hij papa en mama herkent in de omhelzende beeldjes in mijn gang.
De dubbelgangers van oma blijven verrassend, vooral omdat ze op het oog onderling weinig op elkaar lijken.
Zeg nou zelf: wat zijn de overeenkomsten tussen Roger Taylor, prinses Diana, Angela Merkel en Johann Sebastiann Bach?
Zoon suste me: Roger is muzikaal, Diana is lief en je houdt toch van Bach? En Angela is wel de machtigste vrouw in Europa hoor!
Dat het systeem van Louk besmettelijk is, werd me gisteren duidelijk: zus Gerda herkende mij in Willeke Alberti.
Maar ik weet nog niet of Louk dat goedkeurt.

 

25-6-2018

Wegwijs

‘Zo’ zei Petrus, ‘dat werd tijd.’
Verbijsterd keek ik rond.
Dus toch.
Hij wees: ‘Daar rechtdoor tot een T-kruising, dan links het bos in, rechts over het viaduct, links af een uurtje langs het strand, dan de duinafslag nemen en een paar kilometer verder staat jouw bankje. Ze wachten op je, al eeuwen.
Ik begon te lopen.
Rechtdoor, rechtsaf, linksaf, rechtdoor, terug, rechtsaf, linksaf, rechtdoor, terug. Langs paden, hekken, bordjes.
Ik stak kruisingen over, nam rotondes, liep vast in doodlopende steegjes, ging terug, volgde blauwe en rode paaltjes van uitgezette wandelingen, ging terug.

 

Toen begreep ik: dit was de hemel niet.

 

– Gepubliceerd in het katern Alice van de tweede editie van Schrijven Magazine Plus op 13-7-2018.
– Gekozen op 22-6-2018 als een van de vijf leukste, beste of meest opvallende ultrakorte verhalen en gedichten van week 25 op de Facebookgroep Schrijven Magazine: Ultrakorte verhalen. Omdat het daar de meeste likes kreeg, was het ook publiekswinnaar.
 

De handen van mijn vader

Zijn handen zijn zongebruind, zijn huid bruint snel, net als de mijne.
Zijn vingers zijn, anders dan de mijne, dun en knokig.
De wijs- en middelvinger van zijn rechterhand zien donker geelbruin, ook zijn nagels.
Hij rookt Chief-Whipsigaretten, haalt elke zaterdag een slof bij de sigarenboer.
Diep inhaleert hij, wacht even, blaast dan blauwe rookslierten uit die de kamer in zweven.
Als de sigaret bijna op is, klemt hij het peukje tussen zijn lippen voor een laatste, extra diepe haal, zijn mond strak, zijn wenkbrauwen gefronst.
Zijn linkerhand al uitgestrekt naar het pakje om de volgende te pakken.

 

Hij hangt, half onderuit gezakt, in zijn stoel.
Op de vensterbank links van hem en op de verwarming eronder, liggen slordige stapeltjes post, kranten, tijdschriften.
Wij mogen niet aan die stapels komen, mijn moeder stoft er omheen.
Als hij uit zijn werk komt, sorteren zijn handen de stapels: wat weg kan, gooit hij op de grond, op het bijzettafeltje rechts groeit de leesstapel.
Als hij de krant vasthoudt, blijft de sigaret tussen zijn rechter wijs- en middelvinger geklemd.
Door een Chief-Whipwalm heen leest hij Het Handelsblad.
Nooit komen er schroeigaatjes in de krant.
Hij leest geconcentreerd, vergeet de as in de altijd volle asbak te tippen.
Dan ligt er as op de grond rond zijn stoel en moppert mijn moeder.

 

Zelden raken zijn handen ons aan.
Strelen doet hij niet, slaan bijna nooit.
Op een avond zeg ik iets brutaals.
Hij schiet overeind, zijn rechterhand haalt uit voor een draai om mijn oren.
Maar ik draai mijn hoofd opzij, zijn vingers striemen mijn wang.
Een scherpe tabakslucht dringt mijn neus binnen.
‘En nou als de wiedeweerga naar je kamer jij.’
Ik schrik, kokhals, ren weg.

 

Jaren later, hij is al overleden, vertelt mijn moeder over zijn wroeging: ‘Kinderen sla je niet, dat hoort niet nodig te zijn.’
De klap herinner ik me.
Maar af en toe peins ik: wat voor brutaals zei ik?

 

Als valium zijn intrede doet in zijn leven, gaan zijn handen beven.
Er ligt vaak as op de grond naast zijn stoel.
Mijn moeder moppert niet meer.

 

16-6-2018

Dat jongetje

Dat jongetje gleed slap van de lach uit zijn kinderstoel als je hem kietelde.
Toen de dokter een dubbele oorontsteking constateerde en vroeg of zijn oren pijn deden, zei hij dat het een beetje kriebelde.
Hij schrok toen vriendjes zeiden dat kinderen als ze groot zijn het huis uit gaan, en vroeg ons of dat moest. Toen we zeiden dat dat wel beter was, besloot hij dat hij later gezellig naast ons kwam wonen.

 

Voor Louk is hij de liefste vader, zorgzaam, geduldig, alert.
Toen duidelijk werd dat Louk nooit zal lezen, vroeg hij of ik toch een ‘Omaboek’ wilde schrijven, omdat hij dat zelf zo graag wou lezen.
Ik begon te schrijven en hij is een van de redenen dat ik niet meer op hield: hij leest alles, stelt prachtige kritische vragen en groeit mee nu ik niet alleen proza maar ook gedichten schrijf.

 

Hij onderhoudt en vervangt mijn communicatieapparatuur, grijpt op afstand in als er iets vast loopt, legt keer op keer geduldig uit hoe alles werkt.
Toen mijn werkplezier ter ziele was, vroeg hij waarom ik niet stopte. Samen zochten we uit of dat financieel mogelijk was. De opluchting toen dat bleek te kunnen!

 

In 2008 gaf hij me op mijn verjaardag tickets voor het eerste Leonard Cohen concert sinds jaren: het begin van zes jaren waarin ik elf onvergetelijke Cohenconcerten bezocht, een aantal met hem horen bij mijn dierbaarste herinneringen.
Hij raakte ook besmet met het Cohenvirus en we ontwikkelden een eigen ‘Cohenjargon’: eens appte hij een foto waarop hij poseerde in zijn eerste net gekochte kostuum: ‘he’s just a lazy bastard living in a suit’ (uit: Going home).

 

Hij is net zo geografisch dement als ik: als wij samen op pad gaan, verdwalen we ondanks tomtom zo erg dat we in Brussel ooit een concert van Paul Simon misliepen. Gelukkig krijgen we een herkansing: ik duim mijn vingers blauw dat we het afscheidsconcert van Paul Simon de volgende maand in het Ziggodome op tijd weten te vinden.

 

Dat jongetje wordt vandaag 42.
Hij woont niet naast me.
Hij heeft een betere plek: in mijn hart.

 

16-6-2018