Halte

‘Denk aan uw bagage’ maant de stem uit de
intercom. Ik pak mijn rugzak, stap uit, kijk verloren
rond. Luister naar het fluisteren van het kind dat
niet mocht huilen. Weer ben ik de weg kwijt, muurbloempje
in bluejeans, verlegen fantast begraven onder
de ballast van een bitter mensbeeld.

 

Adem in adem uit. Ik word de oester die
parels maakt van problemen, de geliefde
aandachtmakelaar, de woordengoochelaar die met
zachte hand zelfspot oprakelt en binnenpretjes.
Die na elke ontmoeting met de dood, beter weet
hoe te leven. Wegen, zijwegen, omwegen, links laat liggen.

 

Ik laat mijn rugzak los. Water wil ik
zijn, me voegen naar de vorm van
vandaag, donderend in dieptes storten, pijnlijke
pieken afslijten, murmelen in geroezemoes, kabbelen
langs nonsens. Gaandeweg verzacht ik al wat
scherp is. Stroom dwaas en doelloos uit in een oceaan.

 

Dichtopdracht naar aanleiding van de les over J.W. Anker in de Cursus Poëzie online, 
1-3-2020

Anastasia – Spinsel 2

Ik ben hier al dagen maar pas toen ze vandaag het keukengordijn opentrok, zag ze me, waarschijnlijk omdat de vroege ochtendzon de fijne dauwdruppeltjes op mijn rag deed glinsteren.
Voor het eerst gezien worden is spannend, dan staan mijn leven en mijn levenswerk op het spel.
Daarom stond ik voor de zekerheid in de startblokken want vindt ze me eng of vies, dan vermorzelt ze me meteen.
Je hebt nou eenmaal van die angsthazen, raar wel want er is immers geen diersoort zo vies en eng als zijzelf?

 

Maar gelukkig, dit exemplaar liep niet zo hard van stapel, ze glimlachte zelfs en maakte foto’s van mij in mijn web.
Toen ze weg was, ging ik weer aan de slag want dat is mijn leven: een perpetuum mobile: ik bouw mijn web, vang mijn voedsel, eet het op, vroeg of laat wordt mijn web vernietigd en dan begin ik weer opnieuw.
Een prachtexemplaar wordt dit, al zeg ik het zelf, links stevig verankerd aan het raamkozijn en rechts verknoopt met de clematis.

 

Ik ben hier graag, het is uit de wind, vogels komen niet zo dicht bij het huis, ik geniet van de ochtendzon en er is voldoende eten.
En zij, ze laat me met rust, een tijd lang tenminste.
Tegen de tijd dat ik haar zie fronsen, weet ik hoe laat het is, laat ik mijn web achter en maak dat ik wegkom.

 

Maar dat is van later zorg, vooralsnog heeft ze geen idee hoeveel gemak ze van me heeft, hoeveel vliegen en muggen ik al weggehouden heb van haar keukendeur.
Soms staat ze zo maar een tijd te kijken naar me.
Daar word ik een beetje verlegen van maar ik denk dat ze het goed bedoelt, ze kijkt alsof ze tegen me praat of verhalen verzint.

 

Ha, het herfstzonnetje breekt door, even uitrusten en opwarmen.
Als ik een poes was zou ik spinnen.

 

 
 
2017

Raadsel – Spinsel 1

Ze is terug, zie ik als ik courgettes en uien snij voor de soep.
Dus is het eind oktober.
Rechtlijnig en doelgericht bouwt ze weer haar web in de linkerhoek van het keukenkozijn.
Ik roer in de pan en kijk toe hoe ze lijnen weeft voor het raam, hoeken construeert tot een imponerend staaltje bouwkunst ontstaat dat stormwind en najaarsbuien glansrijk zal doorstaan.

 

De dagen daarna kijk ik regelmatig toe hoe het bouwwerk stofjes vangt, bladrestjes, ik zie maar weinig levende have.
Kan ze hier van leven?
Soms, als ik aan kom lopen, haast ze zich weg, alsof ze me ontvlucht en zo ontdek ik dat ze een schuilplaats heeft in het ventilatierooster boven het raam.
Slaapt ze daar?

 

De weken gaan voorbij, we raken gewend aan elkaar, ze rent niet meer meteen weg als ik dichterbij kom.
Bijna jammer dat het einde nadert, maar het is onvermijdelijk: straks is het keukenraam zo vettig vuil dat het licht moeite heeft de keuken in te komen.
Ergens in december zet ik het eindspel in gang: ik wacht tot ze even weg is, dan verruïneer ik haar kunstwerk in een walm van spiritus.
Na het zemen glanst het raam en zet de keuken in een leeg licht.
Ik wacht niet tot ze terug komt en ziet dat het D-day is en ik weer heb gewonnen.
Hoewel, winnen?
Ze laat zich gewoon niet meer zien.

 

Tot volgend jaar.
24-10-2022

Verdomme

Vandaag gaat Louk bij oma spelen.
Naast mama in de auto, op zijn schoot het mandje met zorgvuldig uitgekozen schatten om bij oma mee te spelen, kijkt hij vergenoegd om zich heen.
Hij kent de route op zijn duimpje, net als mama.

 

Dan, vlak voor een rotonde, maakt een vrachtwagen een onverwachte manoeuvre en voegt plotseling  in op hun rijbaan.
Mama remt, gooit haar stuur om en vloekt hartgrondig: ‘Verdomme!’
Verbaasd kijkt Louk naar mama, dat woord kent hij niet.
Dat vreemde woord, mama’s boze stem, het plotseling afremmen en uitwijken van de auto: hij weet niet wat het betekent maar voelt: hier gebeurt iets ergs.

 

Als de vrachtwagen voorbij is en mama weer rustig doorrijdt, voelt ze Louks hand die haar been aait en hoort ze een zacht sussend: ‘Mama verdomme.’

 

Nooit klonk een vloek zo troostend en liefdevol.

 

20-10-2022

De eerste rij

We lopen op het bospad, wijken uit voor fietsers, wandelaars, honden.
Schudden het leven op en uit.
Allebei zijn we ‘weduwe’, een wezenloos vervreemdend woord omdat een mens zoveel meer is dan dit ene aspect.

 

‘Vaak zeggen mensen dat hij veel te jong gestorven is, dat dat oneerlijk is en onrechtvaardig. En of ik niet boos ben.’
‘O ja, dat hoor ik ook vaak. En ook: ‘de goeden gaan het eerst.’
‘Raar is dat, want hoezo te vroeg? Hoezo oneerlijk? En als de goeden eerst gaan, wat zijn wij dan? De slechten? En boos, ben jij boos geweest?
‘Hm, nee, in het begin wel eens toen alleen zijn nog nieuw en vaak naar was. Maar dat is verdwenen.’
‘Ja bij mij ook, woede is er niet meer, dat vervaagde toen ik begreep dat er geen antwoorden komen op die vragen: ‘Waarom? Waarom zo? Waarom nu al? Dat gaf ruimte om te kijken naar het leven nu en daar iets van te maken.’

 

Soms fantaseren we hoe onze mannen ‘boven’ samen op een bankje zitten en, net als toen ze nog bij ons waren, commentaar leveren, nu op wat ze  hier ‘beneden’ zien.
‘Ze zitten op dat bankje vooraan in de zaal. Op onze eerste rij, naast al die anderen, die rij wordt steeds langer.’
‘Ja, ze kijken en regelmatig krijgen we applaus, tijden lang horen we niks, soms schudden ze hun hoofd en dan hoor ik ver weg: ‘‘Boehoe, dat kan je beter hoor.’’
Maar ze blijven onze grootste fans.’

 

13-10-2022

Moorkop

Broos is ze geworden, bijna doorschijnend.
Mijn rimpels tonen mijn jaren, haar rimpels lijken te vervagen.
Steeds verbaasder kijkt ze, net zo meisjesachtig als vroeger, de wereld in.  
Ze wilde zich vanmorgen niet wassen zei hij, toen hij haar bracht en ze wil ook liever niet naar buiten, ze houdt niet van wind.
Maar met mij even een bakkie doen aan de overkant, dat weet ze nog: ‘met een moorkop hè?’
Dat wil ze wel.
Als de ober bij ons tafeltje staat en ik twee cappuccino met een moorkop bestel, wijst ze die verontwaardigd af: ‘Natuurlijk niet, je weet toch dat ik op mijn lijn let!’
Geen moorkoppen vandaag.
Ze hakkelt in halve zinnen: ‘Maatje 38. Dat wil ik.’
Trots kijkt ze me aan: ‘Soms kan ik in 37!’

 

Soms, als we niet bijgepraat raakten, deden we wel drie keer een cappuccino met een moorkop.
Maar dat weet ze niet meer.

 

9-10-22

Hufterinstructie

  1. Basisvoorschrift: verschans je in je ivoren toren en blijf daar te allen tijde, waar je ook bent.
  2. Oefen een onschuldig voorkomen door drie maal daags tien maal je wenkbrauwen hoog te heffen waarbij je tegelijkertijd je handen spreidt en onaffe zinnen stamelt. Probeer niet met je ogen te knipperen. Sla deze oefening geen dag over want de herhaling is noodzakelijk om een maximaal geloofwaardige uitstraling te realiseren.
  3. Ben je in een omgeving waar veel ogen op je gericht zijn en je kritische vragen worden gesteld, zoals in de Tweede Kamer of aan een talkshowtafel, luister dan minzaam knikkend naar de vragen, complimenteer de vraagstellers omstandig met hun geniale vraag en start vervolgens een lang vaag verhaal met veel onbewijsbare details en niet relevante uitweidingen en lardeer deze te pas en te onpas met sorry’s die je niet toelicht.
  4. Deze aanpak is vooral effectief als je hem keer op keer herhaalt bij elke vraag die wordt gesteld, net zo lang tot de vragen vanzelf verstommen.
Let op: negeer boegeroep en wees alert op rondvliegende eieren, tomaten en pilsjes.

 

3-10-2022

Ongerijmd

Hij vraagt wat ik tegenwoordig zoal doe, ik reageer enthousiast: ‘Ik schrijf, korte verhalen en  gedichten.’
Verbaasd vraagt hij: ‘Gedichten? Jij schrijft gedichten? Kan jij zo goed rijmen?’
Ik vertel over dichtcursussen, over woordkeuze, over originele metaforen bedenken en clichés vermijden.
Over het verschil tussen proza en poëzie.
Over ritme, leegregels en regelafbrekingen op de juiste plaats.
Over anders omgaan met leestekens, hoe betekenis verandert als je een komma niet, wel of ergens anders plaatst.
Over de lol van zoeken naar het goede woord en de passende vorm tot elke regel klopt en er een gedicht is geboren.
Als voorbeeld lees ik hem mijn laatste gedicht voor.  
Hij schudt zijn hoofd: ‘Dat rijmt niet. Een gedicht moet rijmen anders is het toch geen gedicht?’
Ik zucht.
Vertel dat er meer is dan eindrijm, zoals middenrijm, binnenrijm, alliteratie.
Geef voorbeelden uit het werk van Annie MG en Vasalis.
Hij kijkt uit het raam en zwijgt.

 

27-9-22
Inspiratie: het ‘Woord van de Week’ in de Facebookgroep Ultrakorte Verhalen deze week: ongerijmd.
Op 30 september werd een iets ingekorte versie van dit verhaal gekozen tot een van de vijf meest opvallende ultrakorte verhalen in de Facebookgroep Ultrakorte verhalen in week 39

Niets

Het Woord van de Week in de Facebookgroep Ultrakorte Verhalen was deze week: Niets. Mijn fantasie sloeg op hol: 

 

Ik schrik wakker en weet zonder te kijken hoe laat het is.
Half vier.
Gapend stommel ik de trap af, trek in de keuken de voorraadkast open, grijp tussen de doosjes thee en zakjes soep.
Niets.
Automatisch pakken mijn handen het Cadburyblik van de kast en zoeken tussen het verzameld zoet.
Niets.
De groente la, de vriezer, misschien is er een zakje of een reep tussen  de rauwkost of onder de broodjes gegleden.
Niets.
Naar de gang. Rugzak, koffer, handtassen. Beschimmelde dropjes en uitgedroogde pepermuntjes.  
Niets.
Jaszakken. Bonnetjes, gebruikt zakdoekje, supermarktmuntje.
Niets.

 

Niets. Nergens.

 

 

20-9-2022

Tweede ronde september CorAaltjes

In de tweede ronde van onze laatste dichtsessie trokken Aaltje en ik deze vijf willekeurige woorden en verwerkten die in een gedicht: Delen, Niemand, Woord, Kaasschaaf, Iemand.
Dit is Aaltjes gedicht: 

 

Ik wil met niemand delen
als je met mij wilt spelen
moet je bereid zijn ieder woord
dat tot het ongerijmde hoort
luidop te kwelen
Ik wil met iemand dichten
die wonderen kan verrichten
door met een kaasschaaf, lepel
vork, een klokkenspel met klepel,
tijd te verlichten.
Zing mee, met lepel klepel vork
of mes, kom wees geen hork
neem woorden bruisend uit de bron
bewijs maar dat ook jij het kon;
dichten als plork.

 

En dit is mijn gedicht met die vijf woorden:

 

Zeer

 

De vernietigende blik, het wegwerpgebaar,
het woord dat met de precisie van een
kaasschaaf wordt losgesneden uit withete
woede, en nog een en nog een

 

oud zeer, koud als ijs heet als lava
wat deel je met iemand?
wat deel je nooit?
met niemand?

 

20-9-22