Gastgiraf

Wij zijn eigenzinnige kunstenaars, Louk en ik.
Hij creëert met kleuren en vormen, ik met woorden en zinnen.
Mijn werkkamer is favoriet bij hem: hij speelt er graag.
Als hij er is, maken mijn tekstbestanden op de pc plaats voor zijn dierenfilmpjes.
Ook houdt hij van de fluwelige vloerbedekking waarop lichtval en aanrakingen zorgen voor steeds wisselende nuances van zonnegeel: een prachtige ondergrond voor  Louks creaties van dierenplaatjes, -kaartjes, -knuffels of -boekjes:

Op een dag zijn de plaatjes, kaartjes, knuffels en boekjes overbodig.
Hij zit in de groene stoel, kijkt geconcentreerd naar een plek op de vloerbedekking en zegt: ‘Giraf.’
Ik kijk, zie een lege gele vloer.
Maar Louk zegt nooit zomaar iets, dus ik vraag: ‘Waar is de giraf Louk? Wijs eens aan?’
Hij staat op, loopt naar een plek waar ik wat kleurnuances op de vloerbedekking zie en wijst gedecideerd: ‘Giraf.’
Giraf
O.
Een giraf.
Oké.
Ik zie het niet maar dat ligt aan mij natuurlijk: ik heb geen verstand van girafkunst.
Even later wijst Louk naar een andere hoek van de kamer: ‘Varken.’

Varken

Goed Louk, natuurlijk.
Een varken.

 

Dan gooien we een tijdje knuffels over en kijken naar dierenfilmpjes.
Tot Louk drinken wil, en kaas en olijven.
Ik sta op en loop naar de deur om de versnaperingen te halen.
Louk, verdiept in een filmpje van dansende koeien, kijkt verstoord op: ‘Oma op giraf!’
Verdorie, helemaal vergeten dat ik vandaag een gastgiraf in huis heb.
Haastig stap ik opzij.
Sorry Louk.

 

 

 

1-5-2023

CorAaltjes Niemand

In de tweede ronde van onze recente dichtsessie schreven Aaltje en ik een gedicht waarin we deze vijf, willekeurig gekozen woorden, verwerkten:
Niemand, Kinderen, Ruziën, Eigen, Armen

 

Zo komen ze terug in Aaltjes gedicht:

 

in eigen armen houden we
de kinderen beschermend tegen
onze borst geklemd.
laat de wereld maar
ruziën, oorlogje spelen, elkaar
betwisten. als ze maar weten dat
niemand, behalve de dood
aan wreedheid van geweld ontkomt.
door trauma’s zullen ze verstomd
staan dat een mensenleven
eeuwen kan duren, kan wegen.

 

Ik verwerkte de woorden zo:

 

Niemand

 

Zie ik onbekende kinderen ruziën op straat, dan
roep ik: ‘doeslief’ en, goedkeurend gadegeslagen
door omstanders, vertel ik sprookjes over
wereldvrede en deel soms zelfs ijsjes uit

 

Vermanen bewaar ik voor mijn eigen
kroost, net als donderpreken, knijpen in
armen, kletsende oorvijgen en treitertirades.
Niemand grijpt in, nooit gaat de bel

 

 

29-4-2023

Soms een bipolair huisje

We deden weer een dichtsessie, Aaltje en ik.
Uit Aaltjes net verschenen boek ‘Het verzet’ (leestip! Prachtig boek!) prikten we vijf woorden en verwerkten die in een gedicht.
Dit waren de woorden in de eerste ronde:
Soms, open, huisje, deftigheid, slechte
Dit is Aaltjes gedicht:

 

Soms

 

soms heeft je mond een deftigheid
van strakke dunne droefheid aan
alsof je huisje alle slechte deuren
van het vergaan heeft open staan

 

daarginds verdwaalt de samenheid
van jou en mij. ze is stil weggegaan.
ik zie je mond, door droeve deftigheid
verstard. wat heeft men je gedaan
dat dit bevroren huisje mij doet treuren?

 

Dit is mijn gedicht:

 

Bipolair huisje

 

Op een goede dag staan deur en ramen
open, wuiven vitrages je toe en wenken je
wars van deftigheid: kom binnen, blij dat
je er bent, ga zitten. Je weet je welkom

 

Soms wijzen dichte ramen en gesloten
gordijnen al de weg, aarzelend beroer je
de bel, vaak, tot sloffende voeten klinken
het geluid van een slechte dag

 

24-4-2023

Regen in april, een pantoum

Regen in april verdraag ik niet.
Ik schuil achter dichte deuren,
ik staar naar de lentebui buiten
waar het gulzige groen de druppels opslurpt

 

Ik schuil achter dichte deuren,
veilig ver van het huilen buiten,
waar het gulzige groen de druppels opslurpt,
hartstochtelijk mis ik de zon.

 

Veilig ver van het huilen buiten,
ik troost me binnen met letters en zinnen.
Hartstochtelijk mis ik de zon,
regen vergt geduld.

 

Ik troost me binnen met letters en zinnen,
geduld groeit door iets te doen wat boeit,
regen vergt geduld.
Ik weet het maar vergeet het:

 

geduld groeit door iets te doen wat boeit,
ik staar naar de lentebui buiten.
Ik weet het maar vergeet het:
regen in april verdraag ik niet.

 

 

Dit is een pantoum: een gedicht volgens een vastgesteld schema van zinsherhalingen. Een vingeroefening voor een schrijver 😉

 

 

20-4-2023

Wortelschieten op Terschelling

Stormwind drukt mijn hakken in het
zand, duwt mijn benen van het slot
blaast alle ballast van mijn rug
zandstraalt mijn wangen, maakt van
mijn hoofd een rozige vuurtoren met
vrij zicht naar alle kanten

 

Windkracht acht boetseert een giechelende
wiegelende blauwe boeddha van mij, achter
mijn gesloten ogen dansen rode en gele
zonneflarden. Afstand is geen optie meer
weerstand wijkt, tijd verdwijnt in een
heelal vol hoop

 

18-4-2023

Vaderschaduw

Je hield van klassieke muziek maar bewaarde het luisteren ernaar voor de spaarzame momenten dat je alleen was.
Pas jaren na je dood verdiepte ik me, aan bed gekluisterd door een hernia, in mijn sporadische herinneringen aan jouw klassieke voorkeuren.
Ontdekte verwonderd de schoonheid van de muziek van Grieg, Händel, Bach.

 

Herstellend van de operatie luister ik voor het eerst en onwennig naar de Matthäuspassion.
Vanaf het eerste koor, ‘Kommt ihr Töchter, helft mir klagen’, ben ik verpletterd, zoals dat me een paar jaar daarna ook overkomt bij de concerten van Leonard Cohen.
Gretig lees ik alles over het ontstaan en de geschiedenis van de Matthäuspassion, ga elk jaar naar een uitvoering of kijk en beluister hem thuis.

 

In die uren rond Pasen ben je dichterbij dan ooit, soms vraag ik in gedachten welke aria jij het mooiste vindt en waarom.
Antwoorden krijg ik niet, maar de verlate saamhorigheid die me bekruipt tijdens de uitvoering, is een onverwacht cadeau bij dit meesterwerk.

 

 
 
9-4-2023

Aanbieding

Eind maart zag ik ze voor het eerst in dit luidruchtige jaar: lila scheuten stilte.
In duinpannen, langs de vloedlijn, tussen bosjes bloeiende brem en later thuis tussen de zich openende narcissenknoppen en opkomende pioenrozen.
Ze groeiden als kool, die scheuten.
Omdat het zo lang geleden was, wist ik niet meteen wat er mee te doen.
Ik overstemde ze met talkshows en praatjes voor de vaak, dunde ze uit met zorgen en boeken van Knausgard.
Maar elke keer als ik even woordloos op en rond keek, schoten ze weer omhoog, die scheuten.

 

Vorige week nam ik een kloek besluit: als ik ze zag, plukte ik ze, bond ze vast en bracht ze bijeen in mijn achtertuin.
Daar ligt nu een berg die me bijna de adem beneemt maar ook blij maakt.
Elke dag verdiep ik me in het verwerken van die berg: uitzoeken, spoelen, deppen, mengen met prille lavendelknopjes en milde glimlachjes en dan verspreiden.
Het hele huis voorzag ik: een blikje in mijn nachtkastje, vazen vol in de huiskamer, kleine scheutjes tussen de bladzijden van mijn boeken.
Ik ontdekte dat ze verrukkelijk samengaan met avondthee, foto’s en goede herinneringen.

 

Nu is mijn huis dus gevuld met stilte.
Het ruikt heerlijk: een mix van lavendelgeur en grapjes.
Alleen, merkwaardig, het lijkt wel of die berg in de achtertuin niet slinkt …

 

Dan maar de boer op:

 

Alleen vandaag:
Scheuten stilte!
Vers geoogst, smaakt heerlijk, ruikt verrukkelijk!
Gratis!

 

 

7-4-2023
   

Wisteria – nogmaals

Ik plaats dit gedicht nogmaals, onderaan lees je waarom
 
Onder het beschermende Wisteria blad
verstilt hitte ons moeten en willen, tot
gekreun klinkt, wij zijn het niet. Onwillig

 

zoeken we, zien tussen klaterend blauw
knobbelige staken waaruit onheil sijpelt, we
deppen, snoeien wat zeer doet, maar stuk

 

blijft stuk. We kappen de stam, in droge aarde
zoeken we in wirwar en janboel tot het
bittere einde, trekken het voorbije los, halen het

 

omhoog. De los gewoelde wortels verdragen
het daglicht niet. We blazen onze handen
schoon. Er is niets. Dat is alles.

 

Ik heb dit gedicht eind vorig jaar ingezonden naar de grote gedichtenwedstrijd Prijs de Poëzie 2022.
Het haalde de eerste ronde, onlangs ontving ik de feedback van de jury:

 

‘- In dit mooie fijngevoelige gedicht leeft de spreker samen met anderen in de beschermende schaduw van een wisteria. Die boom staat in verschillende culturen symbool voor de romantische liefde, en ook de wisteria in dit gedicht laat zich op die manier begrijpen. Dat die liefde onderhouden moet worden, blijkt uit de tweede strofe, en in de derde strofe lijkt de boom en daarmee de liefde ten eind te zijn.
Het is heel mooi hoe je met de laatste regel het gedicht ten ruste legt: ‘Er is niets. Dat is alles.’ Als leestip geef ik je de dichter Eva Gerlach mee, die je volgens mij zeker zult waarderen.-‘

 

 

3 april 2023 

Collectieve kelderkast

Met aangeprate schaamte en aangeleerd schuldbesef
koken we onze kwetsuren in hoge soeppannen
de klepperende deksels maken ons horendol, wonden
willen gehoord maar we draaien afgetobd het gas uit
onder de brij van graaiende handen gulzige monden
fluitende lippen en opdringerige geslachtsdelen

 

gepeperd met intimiderende sneren. Haastig proppen
we de stinkende smurrie in dikwandige weckpotten en
zetten die in brave rijen in onze kelderkast, waar het
betraliede raampje het daglicht amper binnen laat
tussen zoete stoofpeertjes en zure appelmoes:
de schamele oogst van nijver zwijgend overleven

 

tot de dag dat een van ons het stille gillen achter de
kelderdeur niet meer verdraagt, de deur in trapt, het
ondoorzichtig geworden raampje opent en de rond
dwarrelende wolken overjarige zwijgplicht naar buiten
blaast. Ze opent haar bestofte weckfles en laat haar
verhaal los op de wereld. Toen durfden wij ook.

 

24-3-2023
Dichtopdracht naar aanleiding van de poëzieles over dichter Willem Jan Otten

Zitten

Koud en nat was het de afgelopen dagen maar vandaag hangt er lente in de lucht.
Louk voelt het ook en weigert om binnen te komen: eindelijk weer eens lekker in de tuin spelen!
Met een glimlach rond zijn mond, versiert hij de witte bloemen van de bloeiende helleborus met dierenplaatjes en stevent dan af op zijn vaste plekje achter (het restant van) de krulwilg.
De grond is daar nog vochtig van de regen van afgelopen nacht.
Gauw haal ik uit de schuur de twee kniekussens, de een zonnebloemgeel, de ander veelkleurig en spreid ze uit op de plek waar Louk altijd zit.
Dan kan hij droog zitten.
Hij kijkt, lacht: ‘mooi.’
En voor ik kan ingrijpen, vlijt hij zich zorgvuldig naast de kussens.
Draait zijn billen en zijn benen in de natte aarde, schuift zijn mooie nieuwe lichtblauwe schoenen diep in de zompige grond.
Tot hij helemaal goed zit.
‘Oma zitten.’

 

Tja, toen ben ik zelf maar op de zonnebloem gaan zitten.

 

22-3-2023