Afscheid

Voor Marianne

De kamer moet over een paar dagen leeg zijn.
Ik ruim haar kast op.
Laat haar kleren door mijn handen gaan, ruik soms even aan een vest.
Haar geur.
Geuren vergeet je niet, weet ik.
Zal ik haar om me heen voelen, als ik een geur ruik, een gedichtje van Annie M.G. Schmidt lees, haar muziek hoor?
Zal ik haar stem horen, als in het voorjaar de bomen uitlopen, waar ze altijd zo van genoot: ‘Kijk nou toch kind, is het geen wonder hoe uit een klein takje zo’n prachtige boom groeit?’

 

Peter opent een voor een de laden van haar dressoir en bekijkt foto’s en kaarten die ze schreef.
Aan zijn nadenkende gezicht zie ik dat hij in zijn hoofd herinneringen verzamelt, zinnen vormt voor wat hij wil zeggen bij de uitvaart van zijn oma.
Allebei kijken we af en toe naar haar, hoe mooi ze daar ligt, geen spoor meer van pijn of verwardheid.

 

Een klopje klinkt, buurvrouw Mieke kijkt om het hoekje, ‘Komt ze zo koffiedrinken?’
Als ze ma op bed ziet liggen, vraagt ze, net als gisteren, verbaasd: ‘Slaapt ze?’
Ik vraag of ze even binnen komt.
Ze schuifelt naar binnen, mijn oog valt op haar benen, wat heeft ze nou toch voor broek aan?
Ik kijk nog eens, zie dat ze haar vest als broek heeft aangetrokken, de benen in de mouwen, dichtgeknoopt voor haar buik. In ieder geval lekker warm.
Ze gaat aan tafel zitten, pakt het zakdoekje uit haar mouw, strijkt het open en vouwt het op, steeds opnieuw.
Ze kijkt naar Peter, haar wenkbrauwen fronsend vraagt ze: ‘Is dat je broer?’
‘Nee Mieke, dat is mijn zoon.’
‘Zo groot?’

 

Ze kijkt naar ma, naar mij.
‘Slaapt je moeder?’
‘Nee, ze is dood’
‘Wordt ze straks weer wakker?’
‘Nee Mieke, ze wordt niet meer wakker.’
Weer schrikt ze, tranen glijden over haar wangen.
‘Nooit meer?’
‘Nee, nooit meer, maar ze heeft ook geen pijn meer.’
Ze knikt, vouwt haar zakdoekje open, dicht, kijkt op: ‘Mag ik wel tegen haar praten?’
‘Ja hoor dat mag.’
‘Zegt ze dan ook wat terug?’
‘Nee, ze zegt niets terug.’
Ze schuifelt naar het bed, raakt ma’s hand aan.
‘Ze is koud.’
‘Ja, maar dat voelt ze niet hoor.’
‘Mag ik haar ook een kus geven?’
‘Je mag haar aaien.’
Heel zacht streelt ze mijn moeders wangen, haar handen.
Peter en ik staan naast haar, we slikken.
‘Ik zal haar zo missen.’
Ze huilt, kruipt klein weg tegen Peters brede schouder.
Dan kijkt ze op, diep verdrietig: ‘En kom jij nou nooit meer hier?’

 

11-12-2019

Chagrijn

Chagrijn groeit op grijze morgens
in november, opstaan is een berg
de ene voet voor de andere zetten
een mount Everestbeklimming

 

Het bittert in brood van gisteren
in vergeefse koppen koffie
het donkert in de ochtend, maait de
middag neer, zwaait de avond aan
flarden, verwaait pas
in de bodemloze nacht

 

7-12-2019
Een gedicht uit de cursus Dichten voor gevorderden.
Geïnspireerd door Judith Herzbergs gedicht: ‘Zorgen werken.’
De opdracht was: schrijf een gedicht over een gevoel, toon door beelden hoe dat gevoel werkt.

‘Geliefde edelvrouwe’

Brugklasser was ze, Corderiaan ondanks haar ontbrekende rekenvaardigheden.
Onzekere puber met prille puistjes, die zich zo onopvallend mogelijk bewoog tussen haar klasgenoten, in de klas verankerd op de hoek achterin, verstopt achter haar pony.
‘Lootjestrekken’ had de klassenleraar eind november verordonneerd, ‘lootjes ruilen mag niet en wee je gebeente als je tegen anderen zegt wie je hebt!’
Ze maakte een zwarte piet van gekleurd papier voor een klasgenoot die ze nauwelijks kende en schreef een vriendelijk gedicht bij een chocoladeletter.

 

Op vijf december was het zover, sinterklaasfeest tijdens de vijftig minuten die de les Nederlands duurde. 
In hoog tempo werden de pakjes uitgepakt, gedichten voorgelezen, surprises bewonderd en werd de sint bedankt voor cadeautjes van een paar gulden.
Bijna aan het eind was ze aan de beurt. 
‘Opschieten’ maande de docent.
Haastig scheurde ze het papier van het pakje tot ze een klein stukgelezen dichtbundeltje in haar handen had.
Huh?
‘Opschieten, voorlezen’, drong de docent aan.
Aarzelend begon ze aan het gedicht: ‘Geliefde vrouwe, hierbij mijn stille ode aan u, o wonderschone edelvrouw.’
Geschater schalde door het lokaal.
Ze kleurde felrood tot diep in haar hals.
Gelukkig ging de bel.

 

Vierenvijftig jaar later weet ze nog steeds niet wie het was.

 

5-12-2019

Juf Tonnie

1980
De peuterspeelzaal was niet besteed aan jongste.
Maar, dankzij de enthousiaste verhalen van oudste, wilde hij wel naar de kleuterschool.
Toen ik hem de eerste ochtend ophaalde, vertelde juf Tonnie dat het prima was gegaan. ‘Alleen kringactiviteiten, daar heeft hij niet zoveel zin in.’
‘Dat is niet erg hoor’, suste ze toen ze mijn verbaasde gezicht zag, ‘als wij in de kring zitten, loopt hij een beetje rond en speelt met alles wat hij ziet, ik laat hem maar.’
En, toen ze mijn vragende blik zag: ‘Zeg er maar niks van, het komt wel goed.’

 

Thuis vroeg ik Rik hoe hij het vond op school.
Zijn ogen lichtten op: ‘Mama, daar is zoveel speelgoed! En je mag met zand spelen! Binnen!’
Hij genoot, dat was duidelijk.Toen ik een week later vroeg hoe het ging, vertelde juf Tonnie dat hij af en toe stilletjes in de kring erbij kwam zitten, rond keek, na een paar minuten opstond en door het lokaal wandelde.
‘Ik laat hem maar begaan‘, zei ze vertederd, ‘het is zo’n lief jongetje ’het komt wel goed.’

 

Na een paar weken deed hij mee met alles.
Leve juf Tonnie.

 

2-12-2019

Heel even

Hoe hun stemmen schalden over het warme
strand, mensen schreeuwden, meeuwen krijsten.
Ver zwommen ze, de horizon bijna binnen handbereik.
’s Avonds bij het vuur lachten ze het leven losser, de liefde lichter.
Haar ogen straalden, hij genoot van haar mond die hem gul onthaalde.

 

Hoe later die zomer stemmen groeiden in zijn hoofd. Ze
annexeerden zijn lijf, zijn leven. Lang stond hij langs de
waterlijn, zijn blik leeg, zijn hoofd luisterend scheef.
Hij zweeg op haar plagen, haar vragen. Toen ze huilend
in de herfst vertrok, sloot zijn cocon zich hermetisch.

 

Hoe langzaam toen zijn taal verdween, zijn lijf
log werd, zijn huid puisterig. Hoe hij bevend leefde
willoos hun bevelen volgde, schreeuwde, scheurde
sneed, alles in en om hem stuk stak.

 

Hoe hij hunkert naar de spuit die de stemmen doet
zwijgen, die vlak voor hij oplost in chemische mist,
het vacuüm tevoorschijn tovert van die zorgeloze
zomer waar hij even, heel even maar, weer samen is met haar.

 

 

2016

Los lopen

Als ik de hoek omsla, zie ik halverwege twee jongens, een man en een meisje bij een scooter staan.
De twee jongens, een jaar of twintig schat ik, praten enthousiast en met veel handgebaren.
Als ik nader, geniet ik mee van hun technische uitleg over de werking van dit geweldige apparaat.
Het meisje, net zestien denk ik, luistert geconcentreerd, met blosjes op haar wangen.
Ze knikt begrijpend als ze voordoen hoe te starten, te remmen, hoe de lichten werken.
Dan zegt een van de jongens: ‘Nou weet je het wel, rijden maar.’
Ik zie haar schrik, met trillende handen zet ze een gloednieuwe helm op.
De oudere man schudt zijn hoofd: ‘Ga nou eerst eens mee achterop.’
Ze fronst: ‘Pàp!’
Na drie onhandige pogingen start ze de glanzende Vespa.
Aarzelend rijdt ze van de stoep af de straat op en verdwijnt slingerend om de hoek.
Haar vader zucht, schudt zijn hoofd: ‘Dat wordt niks, ze kan nog maar net lopen.’

 

10-6-2017

De wand

Als de vrouw die ochtend wakker wordt in de berghut is ze alleen.
Haar gastheer en gastvrouw zijn niet thuis gekomen van hun avondje uit.
Verbaasd kleedt ze zich aan en kijkt rond, er is iets veranderd, maar wat?
Met de hond gaat ze naar buiten, wandelt rond.
De hond stoot zich keer op keer aan iets onzichtbaars.
Ze ontdekt waar hij op vastloopt: een glazen wand scheidt hen van de rest van de wereld.
Door de wand heen ziet ze dezelfde wereld als gisteren, maar dan stil: er is geen menselijk leven meer zichtbaar.
Verward en met de moed der wanhoop ontdekt ze samen met een hond, een kat en een koe, hoe verder te leven op haar berg.
Een voortdurende worsteling wordt het, in het nu, zonder hulp.
Met wat de berghut, de seizoenen en de natuur haar bieden.

 

Een hand tikt op mijn vingers.
Verdwaasd kijk ik op van mijn boek.
De man gebaart, zijn lippen bewegen.
Ik doe mijn oordoppen uit.
Vanuit de badkamer klinkt een drilboor, daarboven uit schalt Hazes.
Aan de andere kant van de muur martelt de buurvrouw stooflappen op haar hakblok.
Buiten jammert een bladblazer.
Aan de overkant van de straat klinkt getimmer en wordt geheid.

 

Leestip: ‘De wand’ van Marlen Haushofer’
(met dank aan Aaltje)

 

19-11-2019

Klacht van een ZAV

‘Ik snap haar niet.
Haar badkamer werd gerenoveerd en ze stond erop dat ik een plek kreeg tussen de wastafel en de nieuwe douche.
Ze wilde me zo graag dat ze al het voorwerk op de koop toenam.
Bij buren keek ze wat de beste plaats is voor mij.
Bij de tegensputterende huurbaas peuterde ze een vergunning los op voorwaarde dat zijzelf verantwoordelijk is voor mij en goed voor me zal zorgen.
Ze financierde mij van haar spaarcentjes, een rib uit haar lijf.
Een goed begin, helemaal toen ze me in het begin dagelijks sopte, poetste, opwreef.
Echt een warm welkom, ik voelde me meteen thuis.

 

Maar nu ik hier een tijdje sta, valt me iets op: ze gebruikt me niet!
Als ze ’s nachts wakker wordt, hoor ik haar de trap af struikelen.
Is ze aan het werk, dan schiet ze soms ineens haar werkkamer uit en vliegt de trap af naar beneden.
Gisteren speelde ze met haar kleinzoon hiernaast, hoor ik dat manneke zeggen: ‘Noukie cee’ en meteen laten ze alles vallen en stuiteren de trap af.
En dan hoor ik ze babbelen onder de trap.
In dat verre familielid van mij, uit de arme tak.
Het klinkt echt gezellig daar beneden.

 

Maar ik dan, je tweede toilet, dat je zo graag wou hebben? Hallo? Halloooo?’

 

18-11-2019

Inzicht

Een punker schokschoudert mee met de muziek in zijn hoofd.
Uit zijn oortjes golft een dreun die de stemmen van de vriendinnengroep begeleidt.
Van ondankbare kinderen stappen ze over op overspelige mannen.
Blosjes verschijnen op hun wangen.
Iemand scheldt, iemand sust, iemand vertelt een grap.
Hun slappe lach stroomt door de coupé.
Onverstoorbaar rammelt een studente door op haar laptop.

 

De blik van een oude man glijdt van de weilanden naar mijn gezicht.
Hij glimlacht breed.
Steekt zijn hand uit: ‘Ik weet niet waarmee, maar mag ik u van harte feliciteren mevrouw?’
Dat mag.

 

28-1-2019

 

Bovenstaand verhaal is een van de vier verhalen van mijn hand in de bundel: ‘Kort & Prachtig 2’, die Uitgeverij Ambilicious begin december uitbrengt. 
Deze bundel bevat 168 verhalen van maximaal 99 woorden, mooie, ontroerende, grappige verhalen, voor elk wat wils. 
Belangstelling voor ‘Kort & Prachtig 2’?
De bundel is na 1 december a.s. verkrijgbaar voor €15,- in de betere boekhandel en bij Bol.

 

Precies goed

zo zou leven moeten zijn
een vleugje sop een flard werk
een onsje babbel een flinter peinzen
een wandeling groen en stil
zitten aan de oude tafel waar
het schrift wacht, het witte papier naar
me lacht, de pen popelt
het brein krachtig stroomt

 

precies goed

 

Ontstaan in een vijfwoordgedichtensessie met Aaltje op 1-11-2019 waarbij we elk een gedicht schreven waarin vijf willekeurig gekozen woorden verwerkt moesten worden.
In dit gedicht waren dat: Werk, Witte, Schrift, Krachtig, Papier.