Generale

Schrijven online biedt elke week een schrijfopdracht die op het forum geplaatst kan worden waarna collega-schrijvers en een schrijfcoach feedback leveren. Vorige week was de opdracht:
Schrijf een kort verhaal waarin de volgende elementen voorbij komen:
Een reclamefolderbezorger
Twee peuters
Een gele auto
Zes kleurpotloden
Een otter
Bovendien moet de eerste zin luiden: ‘Voor de tweede keer dat jaar was hij aanwezig op zijn eigen begrafenis.’
Dit maakte ik ervan:

 

Voor de tweede keer dat jaar was hij aanwezig op zijn eigen begrafenis.
In de coulissen stond hij, met Serena naast hem, de enige uitvaartverzorger die onmiddellijk enthousiast wilde meewerken met zijn plan.
Keurend liep hij het script langs.
Vandaag moest alles kloppen.

 

De kist rechts, paarse brandende kaarsen aan weerszijden, zijn moeders sansevieria bij het hoofdeind.
Links zijn schrijftafel met zijn laptop, open bij zijn afscheidsgroet, in het goed leesbare lettertype Arial 14.
Papier, kwasten, verf, zes kleurpotloden, zijn foto met zijn verzoek: ‘alsjeblieft, teken of schrijf jouw herinnering aan mij hier?’

 

Luidkeels vroemvroemend reden twee peuters rondjes tussen de kist, de tafel en het katheder.
Daantje, zijn knuffel-otter Stoer, voor zich, bereed de zwarte miniHarley.
Lotje, beer in haar armen geklemd, bestuurde de miniversie van zijn eerste auto, een gele Ford Cortina.
Ze genoten, eindelijk mochten ze spelen met opa’s schatten.

 

Tijd voor de sprekers.
Na het huilende gehakkel tijdens de tekst repetitie vorige week, had hij met hen allebei dagelijks gerepeteerd.
Met succes, constateerde hij opgelucht:
Annie, die zelfs als ze stofzuigde nog doorpraatte, meestal over haar idool André Hazes, had hij laten oefenen met een eierwekker die na twee minuten afliep.
Precies op tijd en midden in de laatste roddel over André, knipoogde ze naar hem en stopte, waarna knetterhard ‘Leef!’ door de ruimte schalde.
Grijnzend stak hij zijn duim op naar haar.

 

Kees liep naar voren.
Jaren hadden ze naar elkaar gezwaaid, elke dinsdag en zaterdag: de reclamefolderbezorger en de man in het bed voor het raam.
Afgelopen december, in een sneeuwstorm, had hij hem naar binnen gewenkt.
Bij een colaatje ontdooide Kees, raakten ze aan de praat en ontdekten hun gezamenlijke passie: schrijven.
Toen hij Kees vroeg of hij zijn begrafenisceremonie af wilde sluiten met een gedicht, bloosde Kees tot diep onder zijn hoody: ‘Wawawàt zegt u?’
Weken repeteerden ze en Kees groeide in zijn performance.
Trots keek hij toe hoe Kees zelfverzekerd ‘Dag dood’ voordroeg.
Na de laatste zin liet hij een stilte vallen, keek rond, knipoogde naar hem, groette de kist en ging fier af.
Tranen rolden over zijn wangen, die Kees, wat een natuurtalent.

 

Missie geslaagd, perfecte première.
Hijgend verhoogde hij de zuurstof en draaide het morfine-infuus verder open.
Terwijl Serena de rolstoel naar buiten duwde, belde hij de arts.

 

7-9-2019

Overpeinzingen van een krulwilg

Ze geniet van me, deze warme zomer, van mijn schaduw, mijn diepe groen afgetekend tegen de strakblauwe lucht en van de inkijkloze vrijheid die mijn bladerdak biedt.
Ook de kleine man, Louk noemt ze hem, is dol op me.
Middagen lang giet hij in mijn schaduw water van het ene bakje in het andere en laat er zijn tijgers, olifanten, giraffen en apen in zwemmen.
In mijn takken en rond mijn stam creëert hij bonte kunstwerken van slingers en veren.

Zijn werkwijze is uniek, hij bedenkt waar de onderdelen moeten komen en volgens zijn instructies hangt zij ze dan in mij.
Soms begrijpt ze hem niet of valt het onderdeel steeds uit mij, maar ze zijn grenzeloos geduldig allebei en blijven proberen tot het lukt.
‘Goed zo oma’, zegt Louk.
Dan lachen ze allebei en zo gek, dan vind ik het ineens niet meer raar dat ik er zo bont en vreemd gevuld uitzie, ik word er vrolijk van en ruis van plezier.
Wel zachtjes natuurlijk, anders valt alles uit me en kunnen ze weer opnieuw beginnen.

 

Een heerlijke zomer is het dus.
Toch … er hangt iets in de lucht, want de vrouw bekijkt me peinzend en ze fronst af en toe.
Ik ken die blik: dan vraagt ze zich af of ik het te hoog in mijn bol heb gekregen, of mijn takken te ver zijn doorgeschoten en of ik straks de najaarsstormen nog wel kan doorstaan.
Als ze zo kijkt, weet ik: ze gaat de grote snoeiman optrommelen.
Na de zomer, vóór de herfststormen, komt hij altijd, in een overall, met oorbeschermers, een stofbril, een grote grijns en een reusachtige zaag.

 

De laatste keer, drie jaar geleden, herinner ik me als de dag van gisteren.
Hij snoeide me verder terug dan ooit eerder: tot mijn kern en haalde ook daar nog een rand vanaf.
Ik trilde tot in mijn wortels en ging gebukt onder tegenstrijdige gevoelens, want echt: verlost worden van topzware takken is één ding, maar moet dat zó rigoureus?
Maanden stond ik daarna naakt en weerloos te bibberen in de winterkou.
Louk begreep er niets van, alle tijgers en veren die hij in me gooide, vielen meteen uit me.
En met Pasen kon de vrouw geen vazen vullen met mijn jonge lentegroen.
Ik lag zo braak dat stekken van andere bomen en struiken hun kans schoon zagen en zich nestelden zich in mijn kale kop.
Gelukkig keek ze dagelijks hoe mijn herstel verliep en dan trok ze die indringers er meteen uit.
Dat jaar was het al ver na Pasen voor ik iets voelde kriebelen en weer uitliep.
Maar toen had ik er weer helemaal zin in: in augustus barstte het nieuwe leven aan alle kanten uit me en had ik weer tijd voor logés.

Goed, ik moet er weer aan geloven, het is goed voor me, zegt ze en dat neem ik dan maar aan.
Wensen jullie me sterkte voor de operatie en een spoedig herstel?
Giraf, wacht je op me?

 

7-9-2016

Hallelujah!

Het regent tranen en toonladders door grote gaten in het dak van de oude boerderij.
Noach zwaait met zes zwemdiploma’s naar een hond op een ijsschots, hij heeft een grijze pet op.
Op de achtergrond schreeuwt Trump: ‘Mama, iedereen pest me!’
Mijn schoonzus troost hem maar huilt daarbij zo hard dat ze allebei verdrinken in haar tranenmeer.
Vanachter het balkje voor zijn ogen kijkt Jezus me doordringend aan, of is het mijn vader, mijn zwager of Rob?
Uit de verte roept meester Huiberts: ‘Als je die honderd jaartallen nog een keer opzegt, krijg je weer een tien.’

 

Ik nodig ze allemaal uit voor een taalquiz, ze komen en zitten in een kring om me heen.
Het wordt hilarisch, ik kan de vragen niet afmaken omdat ik steeds dubbel sla van de slappe lach, zij slaan zich op de knieën van de lol om mij en hebben alle antwoorden goed.
Om dat te vieren zingen we meerstemmig een hartverscheurend mooi Hallelujah waar Leonard Cohen op de achtergrond naar luistert, knikkend, minzaam glimlachend met de hand op zijn hart.
Daarna staren we in de brandende vlam van een marsepeinen kaars die ruikt naar de hachee van mijn moeder.

 

Zo zitten we tot de wekker gaat en ze allemaal verdwijnen.
Ik roep nog ‘kom terug’ maar ze zwaaien in de verte en lossen langzaam op.
Maar soms, als het stil is, hoor ik ze nog, in de wind, heel zacht.

 

22-8-2017

Een gelukzalige dag

‘Verbeelding is een entree tot de werkelijkheid, ze zegt meer van de werkelijkheid dan objectiviteit.’ Willem Brakman

 

Eindelijk, het regent weer!
Hoef ik me niet meer door lagen droge hete aarde te wurmen op zoek naar water.
Het had zolang niet geregend, ik was bijna uitgedroogd, er was niet veel meer van me over dan een skeletloos velletje.
Net als vorig jaar zomer.
Weet je wat me toen heeft gered?
Steeds als mijn vriend, de krulwilg, ook heel veel dorst had, liet hij een boel van zijn blaadjes vallen.
Als de mens die hier woont dat zag, legde ze de tuinslang een paar uur druppelend bij zijn stam.
Ze had geen idee dat ze daarmee niet alleen de krulwilg redde maar ook mij.
Natuurlijk is regen veel lekkerder dan kraanwater, maar toch leefde ik er van op.
In geurige vochtige grond voel ik me nou eenmaal als een vis in het water.

 

Het is hier best wonen hoor.
Eerst woonde ik een paar tuinen verderop maar dat was levensgevaarlijk, er werd veel te vaak gewied en gespit.
Dat doet deze mens niet, ze laat de boel groeien zodat ik lekker mijn gang kan gaan.
Tussen al dat groen vinden vogels me niet.
Pas als het onkruid hoog staat, trekt ze het met haar handen uit en die kan ik makkelijk ontwijken.
En gelukkig hebben mijn aardvijanden, de mollen, dit plekje nog niet ontdekt.

 

Als de kleine mens hier is, gebeuren er spannende dingen.
Hij speelt graag in de tuin.
Met bloemen en takjes en blaadjes en mieren en tijgers en leeuwen en ook mij.
Als hij me ziet roept hij ‘Rinus Rups’ en wil me pakken.

Ik ben geen rups maar dat kan ik niet zeggen want ik heb geen stem.
Ik laat hem maar, what’s in a name tenslotte?
Hij pakt me wel eens op, dat is griezelig, dan bekijkt hij me van heel dichtbij en soms drukt hij zacht zijn mond op mij.
Vreemd voelt dat, een beetje droog en zacht, ik vind het wel gezellig.
Eén keer toen hij dat wilde doen, pakte hij me zo stevig vast dat ik doormidden brak.
Hij keek heel verbaasd.
Ik schrok ook want ineens lag de helft van mij op de grond.
De grote mens zei toen tegen de kleine mens dat hij mij zachtjes terug op de aarde moest leggen, en ze legde mijn andere helft erbij en toen gingen ze gelukkig een eindje verderop spelen.
Slim van haar, kon ik even bijkomen van de schrik.
En wat er toen gebeurde, ik ben er nog confuus van: allebei mijn helften groeiden apart weer verder.
Ik wist niet dat dat kon. 
Was ik ineens een tweeling! 
Toch moet hij dat maar niet te vaak doen, want ik weet niet of dat trucje elke keer werkt.

 

Nou, vandaag is een topdag: het regent al uren, alle vogels schuilen, er is in de wijde omtrek geen mol te bekennen en de kleine mens speelt binnen, van achter het raam zwaait hij naar me en dan wiegel ik terug naar hem.
Wat wil een worm nog meer?

 

10-9-2015

Mijn land

Waar ‘doe maar gewoon’ de norm is en boven t maaiveld je kop wordt afgerukt.
Waar God alles ziet en de buren nog meer maar je weken dood in huis kunt liggen.
Waar protocollen, procedures en polderen de menselijke maat ontmoedigen.
Waar de grootste monden de meeste zendtijd krijgen.

 

Waar vrijheid van meningsuiting inhoudt dat kwetsen wordt veroordeeld maar niet verboden.
Waar veel bespreekbaar is maar nog meer onder een stinkende mantel van liefde verdwijnt.
Waar misstanden door vileine cabaretiers tot kunst worden verheven.
Waar men liever zingt ‘Mag ik dan bij jou’ dan het zijn naaste rechtstreeks aan te bieden.

 

Waar eendrachtig wordt gerouwd om rampen maar niet te lang want tijd is geld.
Waar mantelzorgers ‘maatschappelijk participeren’ als ze het vuur uit hun sloffen lopen voor een naaste.

 

Rivierenland vol gemeut en gemier in volle steden en leeglopende dorpen.
Maar gelegen langs een weergaloze oude kustlijn.

En dat vergoedt veel, heel veel.
9-8-2016

Warm, heel warm!

Assertiviteitscursus 1980

 

‘Hallo vrouwen, fijn dat jullie er zijn. Vanavond is het hoofdthema: ‘Jezelf zijn, wat betekent dat?’
Daar mogen we een paar minuten over na denken.
Daarna komt de deelronde waarin ieder vertelt wat jezelf zijn voor haar persoonlijk betekent.
Bij enkelen gaat dit gepaard met tranen en verongelijkte woede over wat hen is aangedaan door familie, bazen, echtgenoten.
Instemmend geknik, groepsomhelzingen, begripvol meeleven en strijdbaarheid wisselen elkaar af.
De conclusie is duidelijk: we hebben recht op gelijke beloning en aandacht en orgasmes!

 

‘En Anna, hoe ziet jezelf zijn er voor jou uit?’
Ik ril in mijn zelfgebreide vest, waarom is het in het vrouwenhuis altijd koud?
Ik zucht.
Meteen omhelst mijn buurvrouw me.
Ik duw haar weg.
‘Warm, ziet dat er uit voor mij, heel warm.’
‘Maar jij bent al een heel warm mens.’
‘Ja dat weet ik, maar ik wil warm zijn met Don Johnson op een privéstrand op Ibiza.’

 

4-4-2019                      

Op de step

Hij roept me. Eindelijk.
Ik ren naar de schuur.
Tussen stof en spinnenwebben trek ik mijn step tevoorschijn.
Rechtervoet staan, met links afzetten.
De wielen knersen even, dan schiet ik vooruit.
Wolken wijken, maanlicht wijst de weg naar het licht.

 

Als ik aankom, wenkt een vertrouwde schaduw enthousiast.
Ik zwaai kushandjes en gebaar: wacht lief, ik kom zo, eerst moet ik nog iets doen. Verder step ik, onderweg zwaaiend naar bekenden.

 

Daar zit hij, karakteristiek gebogen over zijn schaakbord.
Hij kijkt op, lacht, ‘Kind, ben je daar?’
Eindelijk kan ik het hem vragen.
‘Pap, wie was Alida?’

 

11-9-2018        

Paashaasmonoloog

‘Nee, geen koffie, geen tijd voor, die klus moet af.
Bovendien zoeken ze me, die lui van die blauwe enveloppen. Alleen maar omdat ik een beetje bijbeun. Hebben ze niks beters te doen dan seizoen werkers te pakken? Het is niet eens mijn corebusiness, dit, dat rare pak, dat gedoe met die eieren.
Nee, geef mij maar die daken in de winter, lekker rustig beetje pakjes door schoorstenen smijten, relaxed man.
Maar ja, de baas zat omhoog, dus dan pak je die klus.
Allemachtig, wat krijsen ze daar, verwende apen, kunnen ze mijn eieren zeker weer niet vinden.
Krijg ik de schuld natuurlijk.
Kan ik het helpen dat die ouders design wildernissen aanleggen in die achtertuinen? Ondank is ’s werelds loon.
Ik pik het niet langer, ik kap ermee, de rest pletter ik in de berm. 
Ik ren naar Schiphol, nog mazzel dat ik niet met die trage stoomboot terug hoef, ik pak de baas z’n privéjet.
Zoek het maar uit met die eieren, ik lig straks lekker in mijn hangmat in de zon in Spanje.
De groeten!’

 

29-2-2016

Hoe Esmeralda door de draak werd gered van de prins

Een tegendraads sprookje

 

Esmeralda was een beeldschone prinses die te vondeling was gelegd omdat haar vader, de prinsgemaal, haar niet erkende als zijn dochter.
Ze groeide op bij stiefouders die haar gebruikten voor alles waar ze zelf geen tijd en geld in wilden steken.
Haar stiefmoeder, die zichzelf bijzonder mooi vond maar in het niet viel naast de oogverblindend knappe Esmeralda, liet haar dagelijks het hele huis met bezems keren.
Om de dag stuurde ze Esmeralda met een pan hutspot naar oma waar een wolf zich aan haar vergreep.
Toen dat weer eens was gebeurd en ze door het bos terug naar huis strompelde, verloor ze een van haar Crocs.

 

Weer thuis vond ze de hond in de pot zodat ze haar toevlucht nam tot het enige eetbare in huis: de oude gerimpelde appel vol wormgaatjes die haar stiefmoeder haar voorhield.
Geen handige actie: de appel zat vol gif.
Esmeralda stortte neer en lag zeven jaar comateus op bed.
Wel kreunde ze continu: ze had erge last van de doperwt die haar stiefzusjes voor de grap onder haar lekke luchtbed hadden gelegd.
Tijdens die zeven jaar werd ze zeven keer, steeds op haar verjaardag, bezocht door een draak die grijnzend zijn vlammenwerper op haar richtte.
Zelfs de pijn van de brandwonden bracht haar niet tot bewustzijn.

 

Op een dag klopte prins Piet op de deur.
Tijdens zijn dagelijkse boswandeling had hij een Croc gevonden en via facebook, Instagram en Opsporing Verzocht uitgezocht van wie hij was.
Alle sporen leidden naar het huis van Esmeralda’s stiefouders.
Eenmaal binnen keek hij eens goed om zich heen en ondernam actie:
Esmeralda’s stiefmoeder gooide hij in een tijdmachine waar ze uitkwam als een gerimpelde honderdjarige.
Haar stiefzusjes maakte hij tot een collectief doelwit van pesters op sociale media.
De wolf schoot hij af en oma stuurde hij naar een kookcursus.

 

Toen dat allemaal was geregeld, kuste hij Esmeralda wakker, weliswaar met een te natte zoen, maar hé, toen ze haar mond had afgeveegd, besefte ze dat een meisje er wat voor over moet hebben om gered te worden.
Dus wierp ze zich in zijn armen en trouwde prins Piet in de door sprookjes gevoede verwachting dat ze daarna nog lang en gelukkig zouden leven.
Daarmee zou dit sprookje vanzelf eindigen want lang en gelukkig leven is nou eenmaal uitermate saai.

 

Wat er na het huwelijk van Esmeralda en Piet gebeurde, is echter zo uniek dat ik verder vertel in de hoop dat andere sprookjes er een voorbeeld aan nemen.
Prins Piet leek voor geen meter op het beeld dat Esmeralda, al sinds ze drie was, had van haar ideale man.
Haar prins op het witte paard zou lang zijn, slank, breed geschouderd met een volle donkere haardos, lief en stoer tegelijk en met een hartveroverende glimlach en waanzinnig opwindende slaapkamerogen die haar zouden doen smelten, elke keer als hij haar aankeek.
Prins Piet was dik, kort en kalend en reed een twintig jaar oude sjoemel-VW.
Zijn prinstitel was verbonden aan een ernstig verarmde zijtak van een koninklijke familie in een inmiddels tot republiek uitgeroepen koninkrijkje in de Himalaya.
Hij had al zijn vrije dagen opgemaakt om haar te redden van haar rampspoed en vertrok daarom de dag na hun trouwen weer naar zijn slecht betaalde kantoorbaan.
Onthutst zwaaide Esmeralda hem voor het beslagen raam van zijn kleine huurflatje uit.
Hij had een boodschappenlijstje voor haar achtergelaten en tien euro waarmee ze langs vijf verschillende supermarkten moest voor de weekaanbiedingen van vissticks, boerenkool, aardappels, brood en melk.
Langzaam drong tot haar door dat ze van de regen in de drup was beland.

 

Toen ging de bel.
Ze opende de deur en daar stond de draak, deze keer zonder vlammenwerper en zonder grijns.
Ernstig zei hij: ‘Mag ik binnen komen, wij moeten even praten.’
Binnen legde hij haar uit dat zijn gegrijns en zijn speelse vlammen bedoeld waren om haar wakker te schudden en haar te laten zien waar ze mee bezig was.
Dat werkte averechts, zag hij na zeven vergeefse pogingen in, daarom kwam hij haar nu in ronde woorden vertellen hoe het kwam dat de mensen om haar heen haar als oud vuil behandelden.
Hij vertelde over slachtoffer- en dadergedrag, over zelfvertrouwen en eigenwaarde, over assertiviteit en grenzen aangeven en over je leven in eigen hand nemen.
Met open mond luisterde Esmeralda.
Tenslotte schudde de draak haar ferm de hand en zei: ‘Kies voor jezelf meid, je kunt het, echt waar.’
En weg was hij.

 

Esmeralda zat een uur op de bank voor het raam.
Maar ze keek niet naar buiten, nee, ze keek naar binnen.
Voor het eerst zag ze helder alle kansen die ze niet had gegrepen, alle grenzen die ze nooit had gesteld en hoe ze daarmee anderen de ruimte had gegeven om haar slecht te behandelen.
Ze pakte haar koffers en vertrok. 
Ze overleefde diepe dalen tot ze wist en deed wat goed voor haar was.
Toen leefde ze wèl lang en gelukkig.
Met of zonder prins, dat maakte verbazend weinig verschil.

 

1 – 2016

Ronald

De eerste keer dat ik Ronald ontmoette, vroeg hij of ik jonge hete vrouwen wilde.
Daar schrok ik van want die wilde ik niet.
Zoon schoot te hulp, hij schopte hem met een paar ferme knock-out-klikken de deur uit.

 

Daar moest Ronald even van bijkomen maar na een paar weken mengde hij zich weer tussen mijn sitebezoekers.
Steeds vaker komt hij even buurten en is dan erg aardig.
Belangstellend vraagt hij hoe het met me gaat.
Heb ik misschien geld nodig?
Of seks?
Hij wil me graag helpen, ik hoef alleen maar op zijn link te klikken.
Zo lief is hij, hij voelt aan dat ik het niet breed heb en wil me helpen.

 

Toch waarschuwt zoon me: Ronald heeft slechte bedoelingen met mij, hij wil alleen maar dat ik hem aanraak zodat hij me kan uitkleden. Als Ronald weer komt, mag ik hem daarom onder geen beding aanraken, ik moet hem meteen naar de trash verbannen!

 

Maar wat weten zonen nou van de behoeftes van moeders?
Hi Ronald, how are you?

 

11-1-2019