Olympische kilometers

Miljoenen horen het startschot, zien ons afzetten en weg schieten.
Ik schaats een fractie langzamer, zijn voorsprong groeit met elke meter.
Camera’s wenden zich af van mij, volgen zijn oranjeblauwe gestalte.
Onder luid gejuich rijdt hij zijn rit.
Bijna onopgemerkt schaats ik steeds verder achter hem.

 

Halverwege kijk ik om, zie hem, we rijden nu in dezelfde baan, hij nadert snel.
Gadegeslagen door miljoenen schuif ik opzij, maak plaats voor hem.

Het publiek juicht. Voor hem, voor mij.

In volle vaart passeert hij me, op weg naar olympisch heldendom.
Als hij finisht, klinkt de bel voor mijn laatste ronde.

 

Met trage slagen schaats ik mijn vergetelheid tegemoet.

 

15-2-2018
Inspiratiebron: de olympische tien kilometer schaatsrit van Jorrit Bergsma en Davide Ghiotto, Italiaans filosoof

Iedereen wist het

Felle, waakzame ogen in een uitgeteerd lichaam kijken me aan.
Ik vertel over onze organisatie en vraag of hij het goed vindt als af en toe een vrijwilliger de zorg voor hem overneemt van zijn vrouw.
‘Goed, maar geen zeurkousen’, zegt hij. Dat beloof ik.
Zijn uitgeput ogende vrouw laat me uit.
Ze fluistert, ‘Er is niks van hem over maar hij geeft het niet op, zo is hij altijd geweest.’ Tranen rollen over haar wangen.
‘Hoe kan je van iemand houden en tegelijk willen dat het afgelopen is?’
‘Ja dat kan, soms is dat houden van.’
‘Kent u dat?’
Ik knik
Daarna houden vrijwilligers hem een paar dagen in de week gezelschap zodat zijn vrouw even weg kan.
Ze komen er graag, vinden hem aardig.

 

Elke week bel ik met zijn dochter, om te horen hoe het gaat, met hem, met de vrijwilligers.
Bijzondere telefoongesprekken worden dat waarin ze mondjesmaat steeds meer vertelt over haar ouders en haar jeugd.
Haar vader, een hoge functionaris, was vaak maanden op dienstreis.
Dan runde haar moeder het gezin en voedde haar en haar zusjes op.
Een gezellig gezin, waar veel kon, begrijp ik.
Tot ze op een keer vertelt: ‘Ik was altijd panisch als hij thuis kwam, ik wist wat er ging komen.’
En dan opent ze een beerput.
Hoe de sfeer omsloeg zodra hij binnen kwam.
Het keurslijf van rigide geboden en verboden, in zijn ogen behorend bij zijn maatschappelijke status.
‘Mensen om ons heen vonden me een schattig vaderskindje, hij noemde me zijn oogappeltje. Elke dag deed hij mij in bad en bracht me naar bed.’
En misbruikte haar, jaren lang.
‘Mijn moeder gelooft het nog steeds niet, ik heb een ziekelijke fantasie zegt ze. Ze negeert ook zijn vriendin die meeging op zijn dienstreizen. Ooit hoorde ik hem tegen mijn moeder zeggen ‘Nou dan ga je toch, maar je krijgt geen cent.’

 

Ze was 17 toen ze haar man ontmoette. Ze trouwden snel. Toen ze weigerde haar kinderen te laten logeren bij opa en oma, was zijzelf ook niet meer welkom.
‘Nu gaat mijn vader dood en ik voel niks.’

 

Zes weken na ons eerste telefoongesprek belt ze om de vrijwilligers af te zeggen, haar vader is overleden.
Bij de uitvaart haalt een huisvriendin herinneringen op aan gezellige gezamenlijke gezinsvakanties, zijn chef roemt zijn betrouwbaarheid, een zus spreekt waarderend over een strenge maar rechtvaardige opvoeding.
Om me heen zijn mensen ontroerd, er wordt gehuild.
Ik luister met kromme tenen.

 

Maanden later belt ze. ‘U luisterde alsof u me wel geloofde, mag ik u iets vertellen?’ Ja.
Na de uitvaart, ‘ik voelde me een buitenstaander’, stortte ze in.
At niet, beschadigde zichzelf, nam een overdosis slaapmiddelen maar werd gevonden door haar man die onverwacht eerder thuis kwam.
Een opname volgde.
Ze trof een therapeute die de juiste snaar raakte.
Weken van huilen, praten, woede en verdriet, volgden.
Nu is ze weer thuis.
Haar stem klinkt licht en verwonderd.
‘Ik ben voor het eerst blij dat ik leef, ik kende dat gevoel niet, zo nieuw, zo mooi’.
 
2015

Zie je nou wel

Doezelend draai ik me om.
Dut weer in.
Daar is hij.
Dat is lang geleden.
‘Zeg, ik zei dertig jaar geleden toch al dat je iets moest doen met dat schrijven? Of anders de politiek in? Maar schrijven vind je leuker zie ik. Goed bezig meissie. Nou dat boek nog.’ Zijn stokpaardje.
Ik grinnik. Mannen.
‘Zeg, kom je nou naar beneden, om je gelijk te halen? Heb je niks beters te doen daar?’
Die grijns.
Die knipoog.
Ik krijg het er warm van.
Word wakker.
Jammer.
 
Nog dagen wijkt de glimlach niet van mijn gezicht.

 

15-7-2018

Verdrietvariaties

Ver voorbij mijn duim tussen de deur
het gemopper dat ik zo veel droom en
zeur, papa’s angst en mama’s ongeduld
vlinders van verliefd te verlegen

 

hartschrijn om verlaten zijn
rillen onder zijn kille blik
hunkeren naar ware aandacht en
weerom heimwee naar de horizon

 

hoe zijn geur verdween uit zijn
ochtendjas in de zolderkast

 

verdrietvariaties die de tijd verteerde
tot woordstekjes en dichtbloemen in een
binnentuin en een kinderhand op mijn kruin

 

4-1-2019

Het schaakbordje

Een jaren vijftig huiskamer: een leunstoel voor mijn vader en een voor mijn moeder, onze plek was aan de grote ronde eettafel.
Mijn vader kan ik uittekenen in zijn stoel, half onderuit gezakt, een grijze ChiefWhipwalm zwevend om zijn hoofd.
Op de vensterbank links van hem liggen slordige stapeltjes post, kranten, en bladen.
Daar bovenop ligt het zakschaakbordje met de rode en witte stukken.
Wij mogen niet aan die stapels en aan het schaakbordje komen, mijn moeder ook niet, ze stoft er omheen.

 

Twee keer per dag wordt er post bezorgd, ’s morgens en ’s middags (echt waar!).
Ik kan net lezen, alles waar letters op staan intrigeert me en daarom vind ik het leuk de post beneden uit de brievenbus te halen en er in te neuzen voor ik het stapeltje aan mijn vader geef.
Elke twee weken zit er tussen de post een briefkaart met op de achterkant hiërogliefen.
Terwijl ik de trappen op loop, probeer Ik ze te ontcijferen maar het lukt niet.
Vervelend vind ik dat want ik zie hoe mijn vaders gewoonlijk wat norse gezicht, oplicht als ik hem de post geef en hij die kaart ziet.
Hij legt de kaart apart, opent eerst de andere post.
Als die is afgehandeld, pakt hij de briefkaart en het schaakbordje.
Eerst staart hij naar de stukken, dan schuift hij het doosje open, haalt er een rood of wit stuk uit of doet er een in.
Nadenkend leunt hij achterover, soms een paar seconden, soms onbegrijpelijk lang.
Dan doet hij een zet, pakt een briefkaart, schrijft zijn zet erop en geeft hem aan mij.
Ik mag hem op de post doen.

 

Jaren intrigeert die ceremonie me.
Ik wil die briefkaart begrijpen.
Ik wil weten waarom schaken zijn gezicht vriendelijker maakt.
Ik wil leren schaken.
Maar hij wil me geen schaken leren want: ‘Meisjes kunnen niet logisch denken.’
Hij leeft allang niet meer maar als ik naar zijn zakschaakspel kijk, zie en ruik ik hem weer. Hoor zijn stem.
En vind ik dat ik best logisch kan denken.

 

29-9-2015

Wat schrijf jij?

schrijfbalans 2018
Geregeld vragen mensen: ‘Schrijf jij? Maar wat schrijf je dan? Wanneer komt je boek uit?’
Voor hen vandaag een antwoord:
Nee er komt geen boek van mijn hand.
Maar schrijven doe ik.
Dit schreef ik in 2018:

 

In 2018 startte ik met mijn site www.coradichterbij.nl
Gemiddeld vier keer per week plaatst ik daar een verhaal of gedicht.
Een groeiende groep lezers bezoekt de site en plaatst reacties. Voor hen: Dank jullie wel, jullie reacties zijn hartverwarmend en inspirerend!

 

Het eerste half jaar schreef en herschreef ik gedichten in de cursus Poëzie online van Margreet Schouwenaar. Die gedichten zijn of worden geplaatst of worden ingestuurd naar gedichtenwedstrijden.

 

In totaal schreef of herschreef ik ca 150 korte en ultrakorte verhalen en gedichten.
Vele daarvan plaatste ik online in verschillende schrijfgroepen. Een paar stuurde ik in naar schrijfwedstrijden. Dat had gevolgen:

 

Mijn verhaal ‘Saffie’ werd in mei geplaatst in het katern Alice van het online Schrijven Magazine Plus.

 

Het gedicht ‘Strand Schier’ werd in september gekozen bij de top vijf van de 255 ingezonden gedichten voor de gedichtenwedstrijd De Zee en werd met eervolle vermelding geplaatst in de dichtbundel De Zee

 

Zes verhalen werden gepubliceerd in de bundel ‘Kort & Prachtig’ die in november uitkwam.

 

Het gedicht ‘Verhalend vergezicht’ werd op vijf december gepubliceerd op de site 500 Magazine Aan Zee.

 

 
Het verhaal ‘Liefde’ werd in december gepubliceerd in de online-editie van Antenne Magazine.

 

Verspreid over 2018 werden drie gedichten en negentien verhalen (alle te vinden in de categorie Publicaties op mijn site) gekozen tot een van de vijf leukste, beste of meest opvallende ultrakorte verhalen en gedichten van de week op de Facebookgroep Schrijven Magazine. Daarvan waren drie verhalen tevens publiekswinnaars omdat ze de meeste likes kregen.

 

In december kwam een van mijn gedichten door de eerste ronde van de Turing Gedichtenwedstrijd 2018.

 

Nee er komt geen boek van mij. Maar schrijven doe ik!

 

 
1-1-2019

Toch maar niet

Het verhaal achter een aanvraag voor terminale thuiszorg

 

Het is oudejaarsdag, ik heb bereikbaarheidsdienst.
De oncologieverpleegkundige belt: ‘Kan je snel contact opnemen met de zoon van mw B? Ze heeft kanker en hoorde vorige week dat de artsen niets meer voor haar kunnen doen. Ze gaat snel achteruit en wil eventueel gebruik maken van jullie vrijwilligers.’
Een afspraak is snel gemaakt. Dezelfde middag bezoek ik mevrouw om kennis te maken en samen te kijken wat wij voor haar kunnen doen.
Ik ontmoet een aardige vrouw, verzwakt en zichtbaar overrompeld door wat er in zo korte tijd allemaal met haar gebeurt.
De gordijnen zijn half gesloten, ze heeft last van het zonlicht.
Rond haar huis klinkt vuurwerk, de buurtjeugd knalt er prematuur danig op los.
Haar zoon en dochter zijn er ook.
Ze durven haar niet meer alleen te laten en zijn dag en nacht bij haar.
Toch moeten ze soms even naar hun eigen huis of werk om daar orde op zaken te stellen.
Ze begrijpt dat, ziet hoe zwaar dit voor hen is en schiet vol.
Ze wil geen last voor ze zijn.
Ze wil ook geen beroep doen op vrienden en familie.
‘Die hebben hun eigen leven en zijn druk. Trouwens, ik ben graag alleen.’
We overleggen over het inzetten van vrijwilligers zodat haar kinderen af en toe wat tijd voor zichzelf krijgen.
Schoorvoetend gaat ze akkoord: een paar middagen zal er een vreemde bij haar komen.
Ik zie aan haar dat ze het vooral doet voor haar kinderen.
Die zijn inderdaad zichtbaar opgelucht dat hun moeder niet alleen zal zijn als zij even weg zijn.
Ik organiseer de inzet van een paar vrijwilligers.

 

De volgende dag, vlak voor de eerste vrijwilliger aanbelt, gaat mijn telefoon: de dochter van mevrouw.
‘Nou heeft u zo uw best gedaan om het te regelen…’
Ze aarzelt.
Ik begrijp al wat er komt: ‘Maar uw moeder wil het toch liever niet?’
Dat klopt.
Ze vertelt hoe haar moeder na mijn bezoek nadacht hoe het zou zijn om vreemden, hoe aardig ook, in huis te hebben.
Ze besefte dat ze in haar laatste dagen liever vertrouwde gezichten om zich heen heeft.
Toen ze dit weifelend uitsprak, belden haar kinderen met haar zus en een paar vriendinnen en gingen langs bij bevriende buren.
Iedereen reageerde liefdevol.
Ze is geen last voor hen, ze willen haar en haar kinderen juist graag helpen in deze dagen.
Dus, nee, vrijwilligers zijn niet nodig.
Ze gaan met elkaar zorgen dat ze niet meer alleen is.
Ik moet even slikken.
Wat een pracht verhaal.
Ik bedank de dochter, zeg dat ik de vrijwilligers zal afbellen. Wens haar sterkte de komende tijd en mocht het onverhoopt toch nog nodig zijn, dan zijn wij er voor hen.

 

Dat blijkt niet nodig.
Eendrachtig zorgen de naasten van mevrouw dat er altijd iemand bij haar is.
Tien dagen later overlijdt ze.

 

bewerking van artikel in het Jaarverslag 2010 van de VTZ Capelle en Krimpen aan den IJssel en Kralingseveer

Monoloog van een giraf

Met een knipoog naar het onsterfelijke lied ‘Dikkertje Dap’ van Annie M.G. Schmidt:

 

‘Dag mevrouw, ik zie u wel kijken hoor, u denkt wat doet die giraf daar?
Dat zal ik u eens haarfijn vertellen.
Elke morgen tegen elven vlucht ik deze boom in.
Want dan komt die juffrouw met die kleuterklas.
Op zich gezellig hoor, niks mis mee.
En dat ze dan altijd Dikkertje Dap zingen, vind ik ook prima.
Maar er zit zo’n galbakje tussen, die heeft in dat rugzakje van hem een opvouwbaar trapje en als de juffrouw even niet kijkt, klimt hij over het hek en dan wil hij echt mijn nek als glijbaan gebruiken.
Leuk hoor, dat liedje van die mevrouw Schmidt, ze ruste in vrede, maar het slaat natuurlijk nergens op, het brengt die ettertjes maar op rare ideeën.
Het is hem warempel een keer gelukt om via dat trapje op mijn kop te komen.
Hij greep zich vast aan mijn oren en wilde zo langs mijn nek naar beneden glijden.
Maar daar stak ik een stokje voor, ik zwiepte hem zo terug het hek over.
Ik ben niet gebouwd op die rare fratsen, je zou er zo een nekhernia aan over houden en met mijn nek heb ik er dan direct twintig natuurlijk.
En daarom, mevrouw, als ik ze aan hoor komen, klim ik vast in die boom. Kunnen ze zingen wat ze willen.
Laat ze maar in mijn buurman klimmen, de lama, die heeft ook een lange nek.
Maar niet in mij.
Zo, ik zie dat ze weer weg zijn, dan kom ik weer naar beneden.
Goedemorgen mevrouw.’

 

30-10-2015

Wintertijd

Als het oogsten is gedaan
het laatste glimpje glorie vergaan
gisteren in mist is opgelost
doorgaan steeds meer moeite kost.

 

Glijdt er dan nog een blij licht
over mijn diep doorgroefd gezicht
borrelen plaagvragen nog uit mijn wazig brein
blaast mijn geest nog bellen vol venijn?

 

Verlangt mijn ziel naar wat zal komen
blijft hij van warm weerzien dromen
of veegt de rede dat sceptisch terzijde
lukt het me om doodsangst te mijden en
te geloven in ooit beloofde betere tijden?
 
 
30-10-2017

Zulke morgens

Statistieken staven
de dagen
van gewekt worden door
de telefoon want:
rond dageraad wordt het meest gestorven

 

Slaapdronken
met overslaand hart
de trap af struikelen
te laat
stilte
uitstel
koffie

 

buurman zwager moeder man
ze gingen voor
wiens laatste uur heeft nu geslagen?

 

10-2-2017