Foto

Hand in hand doken ze de branding in, kwamen proestend omhoog, liepen het strand op. Droogden zich af en installeerden zich.
Hij verdiepte zich in zijn nieuwe camera, probeerde functies uit.
Luisterend naar het camerageklik soesde ze weg.

 

Toen ze wakker werd en naast zich keek, was zijn handdoek leeg.
Ze pakte de camera, bestudeerde hem, probeerde knopjes uit.
Even later stond hij naast haar in het hete zand, smeltende ijsjes in zijn handen.
Ze keek op, richtte de camera op zijn door de felle zon omlijste hoofd.
‘Teveel tegenlicht, suffie’, lachte hij.
Toch drukte ze af.

 

Altijd als ze die foto afstoft, strijkt ze met een vinger langs de vage contouren van zijn hoofd.
Hoort dat lachje.

 

21-12-2021

Post

Ik glimlach als ik het handschrift op de envelop herken.
In gedachten zie ik hem het adres op de envelop en de wens op de kaart schrijven.
Misschien even met zijn gedachten bij zijn nichtje in die verre Randstad.

Met verjaardagen belden we, soms bezocht ik hem, alleen of samen met een zus.
Dierbare bezoekjes, we voelden ons welkom bij hem.
Bij de koffie met roze slagroomgebakjes haalden we herinneringen op aan onze zomerse logeerpartijen in het oude huis, al weer zo lang geleden.
We poetsten die dierbare herinneringen op tot ze glansden als diamantjes.
Hij vertelde over de oorlog, we lachten om het kattenkwaad dat hij uithaalde.
Soms, maar niet graag en alleen kort sprak hij over de tegenslagen en verliezen in zijn leven.

 

Altijd lag zijn kerstkaart in de week na Sinterklaas op de mat.  
Elk jaar beefden zijn letters meer, botsten tegen de rand van de envelop, de woorden wankelden bijna van de kaart.
Dit jaar niet.
Nooit meer.

 

14-12-2021

Parkeerverbod

De geniale inval in de wachtrij bij de Jumbo.
De geweldige ingeving in een droom.
Het prachtige plot-idee tijdens een telefoongesprek.
De origineelste eerste regel ooit onder de douche.
De perfecte gedichttitel op de wc.
Een schitterend alternatief voor een suf cliché tijdens het sporten.  
Ik parkeer ze, ze moeten even wachten.

 

Als ik, eindelijk achter mijn pc, rond kijk en ze zoek, zijn ze onzichtbaar.
Vanuit de krochten van mijn onderbewustzijn klinkt gemurmel.
Kennelijk hebben ze zich daar verzameld.
Ik verleid ze met lieve woorden: ‘Jij bent de mooiste, ik heb je nodig, kom maar, dan schrijf ik je in een prachtig aangrijpend verhaal, of wil je liever in een intens gedicht? Je mag je vriendjes meenemen.’

 

Geen reactie.
Geen thema, geen woord, geen zin, geen frase, geen titel biedt zich aan.
In me en om me heen suist een immense leegte.
In de diepte hoor ik ze giechelen, fluisteren en af en toe proest er een.
Ik word uitgelachen …
Ik spits mijn oren en vang flarden op: ‘Ssst, ze probeert het weer, koppig is ze, nee, niet reageren, allemaal hier blijven, anders snapt ze nooit dat wij ons niet laten parkeren.’

 

7-12-2021
n.a.v. het  Woord van de Week in de Facebookgroep Ultrakorte Verhalen: geheugenverlies

Een verkorte versie van dit verhaal werd op 10-12 gekozen als een van de vijf leukste, beste of meest opvallende ultrakorte verhalen en gedichten van week 49 in de Facebookgroep Schrijven Magazine: Ultrakorte verhalen.

Op 24-1-2022 werd het geplaatst in het katern Alice van de digitale uitgave Schrijven Magazine Plus als een van de vijf leukste ultrakorte verhalen van de afgelopen twee maanden.

 

 

Decemberdruil

(een poging tot een pantoum)

 

 
Ik hou niet van decemberdruil
ik dool door halfdonkere kamers
drentel door bergen rottend blad
december voltooit wat november begon

 

ik dool door halfdonkere kamers
ik aarzel tussen dichten of verhalen
december voltooit wat november begon
steeds grauwer alles steeds leger

 

ik aarzel tussen dichten of verhalen
voor verdwenen geliefden
steeds grauwer alles steeds leger
luister naar de stilte maak licht

 

voor verdwenen geliefden
ze leven door in mij
luister naar de stilte maak licht
wees het licht

 

ze leven door in mij
ik drentel door bergen rottend blad
wees het licht
ik hou niet van decemberdruil

 

5-12-2021
Dit is een poging tot een pantoum: een oosterse dichtvorm die bestaat uit een reeks kwatrijnen, waarbij de tweede en vierde regel van elke strofe wordt herhaald als de eerste en derde regel van de volgende.

Engel des doods

Jaren geleden vroeg ze het me.
Lang spraken we erover, toen stemde ik toe.

 

Gisteren pas belde ze.
Haar zwakke stem vastberaden: ‘Ik wil het nu.’ 
Ik verstijfde.
Ze drong aan: ‘Dit is het moment. Je hebt het beloofd.’
‘Ja’ zei ik.
Ik hing op, pakte de envelop uit de kluis, controleerde de inhoud nog een keer.
Nam haar huissleutel van het rekje in de keuken.
Fietste naar haar toe.

 

Ze lag in bed, nog maar een schim van de mens die ze was.
Alleen haar ogen waren nog hetzelfde, liefdevol en intens begroetten ze me.
Op haar nachtkastje haar telefoon, water, een bakje vla, een prachtig herfstboeket.
In haar kleuren, warm rood, zonnig geel.
Lang omarmden we elkaar.
Zwijgend, alles was al eerder en al zo vaak gezegd.
Toen fluisterde ze: ‘Geef me de envelop maar en ga dan weg, niet bellen, niets doen.’
‘Echt? Dit is wat je wilt?’
Weer zei ze: ‘Ja, dit wil ik.’

 

Ik aarzelde maar ging. 

 

De tijd verglijdt.
Ik wacht en denk aan haar.

 

2-12-2021
 
NB: Dit verhaal is fictie!
Ik kwam er op door het ‘Woord van de Week’ in de Facebookgroep Ultrakorte Verhalen: ‘engel des doods.’
En door verhalen in de media in de afgelopen tijd.
 

Dwarsblad

Al dagen wieg je mee met alle
winden, je nerven gerimpeld
roestkleurige koppigheid in bladvorm

 

waarom klamp je je vast aan
de tak die je niet meer voedt,
weiger je los te laten? Ben je

 

bang voor de val, voor oplossen
in novembernevel, vrees je de
leegte die je achterlaat?

 

 

25-11-2021

Magnifiek

De meester in de zesde klas vond dat ik naar het lyceum moest.
Alleen dat rekenen, dat was wel een probleem, maar wellicht zou bijles helpen.
Mijn vader vond bijles te duur en zuchtte: ‘Meisjes kunnen nou eenmaal niet logisch denken.’
Die zomer kampeerden we in Oostenrijk.
Heerlijk maar ik herinner me vooral de ochtenden.
Op campingstoeltjes voor de Alpenkreuzer bogen mijn vader en ik ons over een dun boekje met ingewikkelde rekenopgaven.
Kort legde mijn vader de breuken en staartdelingen uit, deed er enkele voor.
Ik begreep vaak niet wat hij zei maar vroeg weinig om zijn antwoordzucht te vermijden.
Met de moed der wanhoop probeerde ik na te doen wat hij deed, verlangend naar Pietje Bell en Joop ter Heul die op mij wachtten als deze dagelijkse kwelling voorbij was.

 

Na de vakantie deed ik een rekentest, noodzakelijk om toegelaten te worden tot het lyceum.
De uitslag liet op zich wachten.
Omdat de mulo al begon, moest ik daar vast heen, want daar zou ik toch wel terecht komen, zei mijn vader regelmatig.
Een paar dagen fietste ik ongelukkig naar de mulo.
Van de rekenlessen daar begreep ik niets.
Zou mijn vaders voorspelling dan toch uitkomen? ‘Je kan altijd nog schoonmaakster worden op de fabriek’, zei hij,  ‘de hele dag vieze wc’s schoonmaken.’

 

Toen lag de uitslag van de rekentest op de mat.
Ik had een zes min!
Zelden gaf mijn vader complimentjes en dat ene woord sprak hij alleen in uitzonderlijke bijzondere situaties.
Maar toen zei hij het: ‘Dat is Magnifiek.’

 

Het is de enige keer geweest dat hij dit woord gebruikte in relatie tot mijn rekengaven.
Mijn wiskundeprestaties in de jaren erna op het lyceum boden geen enkele aanleiding om het vaker te gebruiken.

 

 

22-11-2021
Een ingekorte versie van dit verhaal werd op 26-11-2021 gekozen als een van de vijf leukste, beste of meest opvallende ultrakorte verhalen en gedichten van week 47 in de Facebookgroep Schrijven Magazine: Ultrakorte verhalen.

Novembermorgen

Novembermorgen
wanhopige vrouw
valt veertien verdiepingen
ademloos wachtend asfalt tegemoet
verlost

 

Dochters
zoeken zin
was dit vermijdbaar?
halfslachtige hulpverleners beteuterd beschaamd
machteloos

 

Dit is een zgn ‘dubbelelfje’ naar aanleiding van de documentaire ‘Moeders springen niet van flats.’
Een elfje is een gedicht van 11 woorden, verdeeld over 5 regels. 
De eerste regel heeft 1 woord, de tweede regel heeft 2 woorden enz.
De vijfde regel heeft weer 1 woord en bevat meestal een samenvatting van het geheel.

 

 

1-10-2015

De ware

‘Stel’, zegt ze, terwijl ze haar kauwgum onder de tafelrand plakt, ‘de ware belt aan als ik douche en ik hoor hem niet. Of hij brengt me om middernacht een aubade in mijn voortuin’, ze zwijmelt boven haar cappuccino, ‘ik ren, struikel, val en hoor, liggend onderaan de trap, zijn voetstappen verdwijnen.’
Ze zucht. ‘Of hij staat op de markt een kraam verder maar voor ik mijn sinaasappels heb afgerekend, is hij verdwenen.’

 

Toen we overgingen op wijn zagen we het: ze moet echt een luidere deurbel, antisliprubbers op haar trap en op de markt niets meer kopen, alleen flaneren.

 

 

9-11-2021

Wij in de wei

Het miezert, de lucht is novembergrijs.
Ik nader, open het hek, blijf staan.
Ze krabbelt overeind, sjokt naar me toe.
Hoe gaat het? neurie ik.
Ze slaat haar ogen neer en schudt haar kop.
Kijkt op, staart me aan, haar ogen spreken groot, glanzend in de mijne.
‘Ja’ zeg ik want ze heeft helemaal gelijk: vandaag is de herfst op z’n ergst.
‘Zullen we?’ vraag ik haar.
Ze knikt en zet in.
Tweestemmig loeien we ’Halleloejah.’
De lange versie.
Bij elk ‘loeeejaaa’ heffen we onze koppen, sluiten onze ogen, zwaaien met onze oren en zwiepen onze staarten.

 

De zon komt door.
De wind applaudisseert.
Dankbaar buigen we naar alle kanten.

 

6-11-2021