Mozes in de trein

(een après-kerstvertelling)

 

Met gemengde gevoelens maak ik me klaar voor deze dag.
Mijn gedachten zijn bij het afscheid van het dierbare zieke familielid, zijn gezin waakt bij hem in deze uren.
Voor mij is deze dag ook de laatste cursusdag Dichten voor gevorderden.
De cursusmiddagen werden gekenmerkt door NS perikelen: drie keer werd mijn reis naar Noord-Holland beïnvloed door ‘een aanrijding met een persoon’ die leidde tot stilstand, vertragingen en omslachtige omleidingen.
Steeds waren het de goede zorgen van Aaltje en haar Wil waardoor ik gevoed en wel toch op tijd was voor de cursusbijeenkomsten.
Met een bewolkt hoofd stap ik de deur uit.
Het waait, plenst en het wil maar niet licht wil worden.
Echt een dag voor een aanrijding met een persoon.

 

In Utrecht stap ik over op de intercity naar Noord-Holland.
Terwijl ik me installeer klinkt een omroepbericht door de coupé: ‘Goedemorgen kanjers! Van harte welkom in deze prachtige trein! Alvast een hele fijne reis gewenst op deze geweldige dag. Zo meteen kom ik bij u, niet voor uw kaartjes, vandaag kom ik alleen maar voor vragen.’
Zeker weer een student met een enquêteformulier.
Zuchtend zet ik muziek op mijn hoofd.

 

Als de trein Utrecht uitrijdt, gaat de coupédeur open, een man met een vrolijk hoofd en een brede lach stapt naar binnen.
Hij strekt zijn handen uit naar ons en even gaan mijn gedachten naar het boek dat ik lees waarin het Christusbeeld in Rio de Janeiro een belangrijke rol speelt.
Meteen heeft hij alle aandacht als hij roept: ‘Goedemorgen kanjers! Is het geen prachtige dag vandaag. Hier ben ik! Helemaal voor u! Heeft u vragen, stel ze gerust!’
Dat kan wel zijn maar hij draagt het uniform van een NS conducteur, dus zoekt iedereen geconditioneerd zijn ovpas.
Maar hij lacht: ‘Weg met die kutkaartjes, vandaag beantwoord ik alleen maar vragen, alles mag u me vragen.’
Er wordt gegrinnikt, vragend kijken reizigers elkaar aan, wat is dit voor vreemde vogel?
Maar hij houdt vol, vandaag geen controles alleen vragen, ‘Kom maar op, ik ben er klaar voor.’

 

Een oudere mevrouw steekt haar hand op, ze heeft een vraag: ze is met een geprint ticket ingestapt op een station zonder poortjes en hoe moet ze nou in Amsterdam door de poortjes met dit papier?’
Hij zet zich tegenover haar: ‘Mevrouw, dat is een fluitje van een cent.’
En terwijl we allemaal meeluisteren legt hij haar haarfijn uit hoe ze haar ticket voor het ticketscan poortje moet houden, hij doet het voor: ‘Kijk, als u het zo voor het scherm houdt, komt het helemaal goed. Dan opent dat poortje zich als de Rode Zee voor Mozes.’
Ze knikt en lacht opgelucht.

 

De reis verloopt vlekkeloos.
Aaltje haalt me van de trein, bij haar thuis heeft Wil de tafel al gedekt.
Er ligt een kerstcadeautje op mijn bord, de lunch is verrukkelijk, het gesprek als altijd boeiend en geanimeerd.
’s Middags gaan Aaltje en ik naar de laatste cursusbijeenkomst.
Weer leren we, gretig en graag, over dichten.
Vandaag lezen we een gedicht van de gisteren overleden Jules Deelder.
We krijgen uitgelegd wat zijn gedichten zo bijzonder maakt en oefenen in het schrijven van een eigen Deeldervariant.
Dat valt nog niet mee, Deelder was een ware woordkunstenaar.
We krijgen feedback over onze eerder ingestuurde gedichten en ik geniet, van de complimenten en van de feedback.

 

Om vijf uur zet Aaltje me weer af op het station en begin ik aan de terugreis.  In mijn oortjes klinkt ‘Moving on’ van Leonard Cohen.
In Utrecht stap ik over en ga zitten in een lege coupé.
Mijn voeten stuiten ergens op.
Er ligt een groot kerstboeket, ik pak het, kijk zoekend rond maar zie alleen maar nieuwe reizigers instappen.
Een oudere vrouw komt naast me zitten, ‘Wat hebt u een prachtig boeket!’
Verontschuldigend zeg ik ‘Het is niet van mij, het lag hier toen ik net ging zitten, het is van iemand anders!’
Ze glimlacht, ‘Neem het maar gewoon mee hoor, anders ligt het hier te verpieteren of neemt iemand anders het mee.’
Als ik een half uurtje later op de plaats van bestemming aankom, kijk ik weifelend naar het boeket.
Ze lacht: ‘Doe maar, neem maar mee.’

Ik heb het meegenomen
Vandaag, een week later, staat het nog steeds in volle glorie op tafel en herinnert me aan een onwerkelijke dag, vol tegenstrijdigheden. Onvergetelijk.

 

 

27-12-2019

Drie minuten

Rammelend op zijn laptop, gebaart hij naar het onderzoeksbed: ‘Gaat u maar lekker op bed zitten.’
Het bed zit niet lekker.
‘Hoe gaat het?’
Ik vertel zijn rug hoe het gaat.
Zijn achterhoofd knikt, zijn vingers rammen op de laptop.
Hij mompelt iets.
‘Wat zegt u?’ vraag ik zijn rug.
‘Herhalingsrecept doen en maar weer een uvb-kuur?’
Ik knik.
‘Wat zegt u?’ vraagt zijn rug.
‘Dat is goed’ zeg ik.

 

Zes jaar geleden maakten wij kennis.
Hij vroeg geïnteresseerd naar mijn achtergrond, werk, hobby’s.
Vertelde over zijn opa, de laatste sigarenmaker in Kampen.
Vertelde een mop waar we allebei hartelijk om lachten.
Sprak over zijn promotieonderzoek naar een nieuwe aanpak van psoriasis.
Gaf uitgebreid antwoord op mijn vragen.
Bekeek mijn huid handenwrijvend: ‘Daar gaan we wat aan doen, mevrouw!’
Ik lachte.
Opgelucht.

 

11-12-2019

‘Geliefde edelvrouwe’

Brugklasser was ze, Corderiaan ondanks haar ontbrekende rekenvaardigheden.
Onzekere puber met prille puistjes, die zich zo onopvallend mogelijk bewoog tussen haar klasgenoten, in de klas verankerd op de hoek achterin, verstopt achter haar pony.
‘Lootjestrekken’ had de klassenleraar eind november verordonneerd, ‘lootjes ruilen mag niet en wee je gebeente als je tegen anderen zegt wie je hebt!’
Ze maakte een zwarte piet van gekleurd papier voor een klasgenoot die ze nauwelijks kende en schreef een vriendelijk gedicht bij een chocoladeletter.

 

Op vijf december was het zover, sinterklaasfeest tijdens de vijftig minuten die de les Nederlands duurde. 
In hoog tempo werden de pakjes uitgepakt, gedichten voorgelezen, surprises bewonderd en werd de sint bedankt voor cadeautjes van een paar gulden.
Bijna aan het eind was ze aan de beurt. 
‘Opschieten’ maande de docent.
Haastig scheurde ze het papier van het pakje tot ze een klein stukgelezen dichtbundeltje in haar handen had.
Huh?
‘Opschieten, voorlezen’, drong de docent aan.
Aarzelend begon ze aan het gedicht: ‘Geliefde vrouwe, hierbij mijn stille ode aan u, o wonderschone edelvrouw.’
Geschater schalde door het lokaal.
Ze kleurde felrood tot diep in haar hals.
Gelukkig ging de bel.

 

Vierenvijftig jaar later weet ze nog steeds niet wie het was.

 

5-12-2019

Juf Tonnie

1980
De peuterspeelzaal was niet besteed aan jongste.
Maar, dankzij de enthousiaste verhalen van oudste, wilde hij wel naar de kleuterschool.
Toen ik hem de eerste ochtend ophaalde, vertelde juf Tonnie dat het prima was gegaan. ‘Alleen kringactiviteiten, daar heeft hij niet zoveel zin in.’
‘Dat is niet erg hoor’, suste ze toen ze mijn verbaasde gezicht zag, ‘als wij in de kring zitten, loopt hij een beetje rond en speelt met alles wat hij ziet, ik laat hem maar.’
En, toen ze mijn vragende blik zag: ‘Zeg er maar niks van, het komt wel goed.’

 

Thuis vroeg ik Rik hoe hij het vond op school.
Zijn ogen lichtten op: ‘Mama, daar is zoveel speelgoed! En je mag met zand spelen! Binnen!’
Hij genoot, dat was duidelijk.Toen ik een week later vroeg hoe het ging, vertelde juf Tonnie dat hij af en toe stilletjes in de kring erbij kwam zitten, rond keek, na een paar minuten opstond en door het lokaal wandelde.
‘Ik laat hem maar begaan‘, zei ze vertederd, ‘het is zo’n lief jongetje ’het komt wel goed.’

 

Na een paar weken deed hij mee met alles.
Leve juf Tonnie.

 

2-12-2019

De onderste

Man heeft een vergadering, ik een studiedag.
Zoon zal bij mijn vriendin gaan spelen.
Ze haalt hem op van school en even later geniet hij van limonade en koekjes.
‘Hebben jullie thuis ook koekjes?’
Zoon, een vrolijk spraakzaam manneke, knikt: ‘Ja, gewone koekjes krijgen we elke dag maar er zijn ook hele lekkere, die staan op de bovenste plank van de kast in de keuken, die mogen we niet elke dag.’
Hij aarzelt en vriendin vraagt door:
‘Wat jammer dat je die niet elke dag mag hè? En zelf pakken kan natuurlijk niet als ze zo hoog staan. Of wel?’
Hij knikt, geheimzinnig, ‘Ik kan er wel bij hoor, maar dat weten ze niet.’ 
Hij stopt even, ‘Dat is geheim.’
‘Natuurlijk’, verzekert ze hem, ‘ik zal niks zeggen tegen papa en mama, dit is ons geheimpje.’
Gerustgesteld vertelt hij verder:
‘Nou, ’s morgens als ze nog slapen, dan pak ik een stoel, heel stil hoor, dat ze niks horen. En dan kan ik net die trommel pakken, dan neem ik er een paar, pindakoekjes, die zijn zo lekker!’
‘Nou die zijn zeker lekker. Maar zien ze niet dat er koekjes weg zijn uit de trommel?’
‘Nee hoor’, glundert hij, ‘papa let daar niet op, die pakt zelf ook koekjes als mama het niet ziet.’
‘En mama?’
‘Mama kan het niet zien want ik pak alleen de onderste koekjes!’

 

Vriendin houdt woord, pas vele jaren later, we zijn beiden al oma en zoon is ver in de veertig, vertelt ze dit voorval.
En geniet ik alsnog van dat vindingrijke slimme mannetje van toen.

 

15-10-2019

Oranje, bruin en blootje

Allebei deelden we een zolderkamer in het ouderlijk huis, ik met mijn zus, hij met zijn broer.
Nu, in januari 1973, kijken we verbijsterd om ons heen in ons eerste huis, Tolhuis 43-39, een pas opgeleverde, ons toegewezen huurwoning in de net uit de grond gestampte Nijmeegse wijk Dukenburg.
Gelukkig zijn we, zwanger, pasgetrouwd en arm, in die volgorde.
Hol klinken onze stemmen in de lege, witte ruimtes.

 

Gelukkig worden we geholpen, van alle kanten wordt ons een allegaartje aan zesdehands meubels aangeboden dat we dankbaar accepteren.
Een goed begin, ware het niet dat onze huiskamer door de combinatie van ouwe zooi en witte muren de aanblik krijgt van een uitdragerij.
De goedkoopste oplossing is kwasten en zo kwasten wij ons een oranje/bruin hol: de lange muur wordt oranje, de korte muur bruin.
Prachtig vinden we het!
Mijn vaders reactie: ‘Ik moet hier een zonnebril op’, wordt verzacht door de envelop waarmee zijn woorden vergezeld gaan.
Ha, dat worden de gordijnen.
Een grof geweven ratjetoe van lichtbruin/donkerbruin/oranje/ecru siert de ramen, helemaal hip.

 

De kamerdeur hangen we vol met foto’s, op de oranje muur komen door schoonvader geschilderde stadsgezichten van onze geboorteplaatsen Amersfoort en Zierikzee.

Schoonvader bekijkt peinzend de bruine muur en biedt aan een naaktportret van man en mij te maken, dat zou prachtig uitkomen op die muur.
Preuts provinciaaltje als ik ben, sla ik het af, nu, vijftig jaar later, vind ik dat soms heel even jammer.
De kleine naakttekening van zijn hand van een andere schone dame, door ons liefkozend ‘blootje’ genoemd, komt wel door mijn censuur.
Een jaar genieten we van ons kleurrijke knusse hol in Nijmegen, dan verhuizen we naar Utrecht.
We zijn iets minder arm: op de muren komen bruine kurktegels en jute behang.
Het enige oranje element in onze nieuwe huiskamer worden de kussens op de hippe bielsen bank.
Ze zullen de laatste oranje oprisping zijn, de jaren daarna gaan ook wij mee in grijze, witte, beige en crème interieurgolven.

 

Maar een paar jaar geleden kocht ik op een dag impulsief een vuurrode bank.
En nu lees ik dat roestbruin in interieurs weer helemaal in is.
Vanmorgen heb ik blootje van zolder gehaald en afgestoft.
Ze komt prachtig uit op het textiel behang.

9-6-2016

Het mokken van mijn moeder

Het gebeurde zelden, waarschijnlijk is de herinnering daarom onuitwisbaar.
En dierbaar:
Soms, als ik uit school kom, zwijgt mijn moeder.
Zomaar, ineens.
Breed zit ze in haar stoel, haar wenkbrauwen gefronst.
Haar zwijgen absorbeert de zuurstof in de kamer.
Verstijfd verdwijn ik in mijn boek.
Het niet weten waarom is erger dan het zwijgen zelf.
Het duurt tot mijn vader thuis komt.
Hij kijkt, begrijpt en grijpt in: ‘Ik geloof dat wij even moeten praten.’
Ze gaan naar de zijkamer, de schuifdeuren gaan dicht.
Ik hoor gemurmel.
Het duurt eindeloos.
Dan schuiven de schuifdeuren weer open, mijn moeder lacht en praat weer honderduit.
Net als altijd. 
Gelukkig.

 

13-5-2018

Oma

Ik draag haar naam, mijn ogen kleuren haar blauw.
Ze leeft al lang niet meer maar ik herinner me haar nog levendig.
Onder andere hierom:

 

Al decennia, haar lijf krimpend, haar geest onverminderd alert, bewoont ze deze kamer.
Als ik tegenover haar zit, sjort ze een dicht gefrommelde plastic tas onder haar stoel vandaan en geeft hem aan mij.
Ik maak hem open en kijk: er zit een schemerlampje in, het snoer hangt los uit de stekker.
In haar jonge jaren repareerde ze alles zelf.
‘Wat heeft u gedaan oma?’
Ze grijnst, wenkt me dichterbij en fluistert: ‘Hij deed het niet meer, dus toen maakte ik hem, maar toen ik de stekker in het stopcontact deed, ging het licht uit op de hele afdeling. De zusters gingen alle deuren langs om te vragen wie er iets van wist. Ze kwamen ook hier, nou ik wist van niks natuurlijk, dat snap je wel.’
Ze knipoogt: ‘Maar als ze nou dat lampje hier zien, dan ben ik de klos, neem het maar gauw mee, wel goed terug doen in die tas hoor, dat ze niet kunnen zien wat erin zit als je naar buiten loopt.’

 

31-5-2018

Nine eleven

De helpers zijn vertrokken.
De leegte echoot van muur tot muur, de stilte gonst in haar oren.
Haar brein draait overuren, toont dag en nacht, in slow motion, de film van zijn laatste dagen, maanden, jaar.
Ondertussen ruimt haar lichaam op, haalt bedden af, vult de wasmachine, brengt medicijnen terug naar de apotheek.
Het hoog-laagbed en de postoel worden opgehaald.

 

Die middag loopt ze na de supermarkt gedachteloos een modezaak in.
Haar ogen gaan langs de rekken, haar handen glijden over de hangers maar pakken niets.
Als in een mist hoort ze verkoopsters iets roepen naar elkaar, hun stemmen geschrokken hoog.
Ze loopt de winkel uit.

 

Thuis zet ze de televisie aan en belandt in een vreemde film.
Een horrorfilm waarin vliegtuigen een wolkenkrabber in vliegen.
Ze luistert naar opgewonden stemmen.
Dit is een wereldramp van ongekende omvang, zeggen ze.
Leven op aarde is vandaag voorgoed veranderd, zeggen ze.
Niets zal meer hetzelfde zijn, zeggen ze.

 

Ze peinst, een wereldramp?
Haar wereldramp voltrok zich negen dagen eerder, op two eleven.
Niemand schrok, niemand was in paniek, er volgden geen politieke duidingen, in winkels sprak niemand erover.

 

De enige overeenkomst is dat ook haar wereld voorgoed veranderde.
Niets zal meer hetzelfde zijn.

 

11-9-2018

Wachten

Voor Nancy

 

Nog een half uur.
Nu niet meer kijken hoe laat het is.
Koffie, misgrijpen, volle mok op de grond.
Scherven, hoe cliché.
Radio, zoeken, heel hard mee zingen ‘I need you at midnight.’
Darmen.
Misselijk.
Troost, bakkie troost, voorzichtig vasthouden, kleine slokjes.
De tuin in, telefoon mee, rondkijken, wat raar, al het groen lijkt onkruid.
Naar binnen.
Darmen.
Mail checken, allemaal stom.
Teksten lezen, herlezen, zoveel likes, reacties, geen idee waar ze over gaan.
Droge mond, kuchen.
Water.
Iets schrijven dan, schrijven, hoe doe je dat als vingers beven?
Telefoon.
Telefoon?
Bonkend hart.
Nu al?
Kijken, nee, niet opnemen, meeleven maakt wachten erger.
Nog vijfentwintig minuten.

 

17-4-2018