WC-reno

Kleinzoon zit op de wc, ik op mijn hurken ernaast.
We zingen Berend Botje, dat poept gezelliger.
Ik zing, hij zoemt, samen gebaren we:
‘De weg was recht’, handen naar voren.
‘De weg was krom’, golfjes maken.
‘Hij is niet hier’, wijzen naar links.
Bij ‘Hij is niet daar’ wijzen we naar rechts en zie ik de bult in de tegelmuur.
‘Muur stuk’ zegt Louk, die laconiek heeft uitgevonden.

 

Als een arts die longen beluistert, beklopt de aannemer de tegelmuren.
Zorgelijk stelt hij de diagnose: alle tegels zitten los.
‘Mevrouw, er zit niks anders op, u moet een wc-reno.’

 

6-9-2018

Over mannen en korte broeken

Mannen en korte broeken, ze vormen maar zelden een goede combinatie.
Soms ligt dat aan de broek: een vormloos kaki exemplaar, met grote, door de drager volgepropte, zakken.
Soms ligt het aan wat er uit die broek steekt: harige melkflessen, klutsknieën, ballonkuiten, zwik-enkels.
Toch, dat is allemaal nog wel met enige toegeeflijkheid te aanschouwen, helemaal als het gaat om een verder innemend en aantrekkelijk manspersoon.

 

Anders wordt het als manlief verzot is op, wat heet: verslaafd is geraakt aan iets dat zijn bestaan begon als vrolijk paars-wit-azuur gekleurde …
Ja, daar begon het al: hoe noemt men dit kledingstuk?
Volgens hem was het een Bermuda, ik vond de pijpen daarvoor te kort en noemde het shorts.
Enfin, vanaf de aanschaf waren hij en het ding (ik noemde het al snel ‘het ding’) onafscheidelijk.
Elke vakantie ging het mee.
Ook toen al na de eerste zomer bleek dat de elastieken tailleband koppig in de uitgerektste stand bleef staan en de kleuren nog maar vaag verwezen naar de oorspronkelijke tinten.
Welke argumenten ik in mijn groeiende walging ook aanvoerde: vormeloos, verkleurd, dik/oud/kort makend, net een wijd rokje, een sexkiller, op alles hoorde ik: ‘Ja maar hij zit zo lekker.’
Voorafgaand aan elke zonvakantie verdonkeremaande ik het ding onopvallend.
Zinloos, zo slordig en vergeetachtig als manlief verder was, hij maakte er een halszaak van om, voor we vertrokken naar warme streken, hoogst persoonlijk te controleren of het ding was ingepakt.
Was dat niet zo dan, doorzocht hij het hele huis.
Tegen die tijd gaf ik toe en zei waar het ding lag, want tja, hoe ver ga je met verzet als iemand zo verknocht is aan een kledingstuk?
Zo ging het jarenlang.
Begrijpelijk toch dat, toen de drager er niet meer was, het ding door mij werd weggegooid?

 

Maar daar heb ik spijt van.
Het ding is namelijk niet weg.
Ik had het net zo goed kunnen houden, ergens ver weg gestopt in een kast, bij de vakantiefoto’s waar het op staat.
Want naar nu blijkt: het ding heeft zich genesteld in mijn geheugen.
In al zijn vormeloze versleten vervaagde uitgelubberde lelijkheid doemt het af en toe op in mijn dromen.
En wat zo raar is, mijn walging van toen heeft plaats gemaakt voor vertedering.

 

 
3-3-2017

Piepers jassen

Onwillig martelde mijn linkerhand een aardappel.
‘Wat doe je dat raar’ zei ze, en deed het nog een keer voor. In een lange krul gleed de schil van haar aardappel af.
Ik ploeterde door tot er van de dagelijkse gezinsportie aardappels een zielig hoopje vreemd gevormde misbaksels restte, het schilmandje gevuld was met centimeters dikke brokken aardappelschillen en mijn vingers vol pleisters zaten.

 

‘Wat eten we laat. Wat weinig aardappels. Wat zien ze er raar uit’ zeiden mijn zussen later aan tafel.
‘Als ze geen piepers kan jassen, wil geen man haar hebben’ zei mijn vader.

 

18-7-2018 

Oudewijven

Drie maal deed ik een EHBO-cursus en leerden rechtshandige instructeurs mij de platte knoop, te gebruiken bij het aanleggen van mitella’s en grotere verbanden. Hoewel ik zag en begreep hoe ze verbandslippen links, rechts, onder en over elkaar vouwden, kwamen er uit mijn handen alleen bultige constructies die ‘echte oudewijvenknopen’ werden genoemd.
De laatste instructeur zag mijn knoop en zei:
‘Wat is dat in hemelsnaam? Loop jij maar een straatje om als er ergens iets gebeurt.’
Toen pas wist ik het enig juiste antwoord.
Vinnig beet ik hem toe: ‘Linkse hersens maken dit soort knopen.’
Ik zakte.

 

18-7-2018 

Kreukels

Ze trekt naden strak, zomen glad.
Haar rechterhand glijdt geroutineerd over mouwen, kragen, knoopsgaten.
Mijn linkerhand snapt de bewegingen niet, strijkt nieuwe kreukels.
 
‘Probeer het dan eens rechts’ zegt ze.
Mijn rechterhand kopieert onhandig haar bewegingen, strijkt valse vouwen.
Ze zucht.
Zakdoeken dan maar, die hoeven niet gestreken.
Ze vouwt de grote zakdoeken kaarsrecht in vieren, de kleine in tweeën, maakt stapeltjes, zet koffie.
Meezingend met de Arbeidsvitaminen zit ze onbeweeglijk op haar stapeltje.
Ik op het mijne.
Na de koffie is haar stapeltje glad, het mijne gekreukeld.
Ik heb niet stil genoeg gezeten.
 
Tegenwoordig strijk ik zingend alles glad.

 

12-7-2018

De handen van mijn vader

Zijn handen zijn zongebruind, zijn huid bruint snel, net als de mijne.
Zijn vingers zijn, anders dan de mijne, dun en knokig.
De wijs- en middelvinger van zijn rechterhand zien donker geelbruin, ook zijn nagels.
Hij rookt Chief-Whipsigaretten, haalt elke zaterdag een slof bij de sigarenboer.
Diep inhaleert hij, wacht even, blaast dan blauwe rookslierten uit die de kamer in zweven.
Als de sigaret bijna op is, klemt hij het peukje tussen zijn lippen voor een laatste, extra diepe haal, zijn mond strak, zijn wenkbrauwen gefronst.
Zijn linkerhand al uitgestrekt naar het pakje om de volgende te pakken.

 

Hij hangt, half onderuit gezakt, in zijn stoel.
Op de vensterbank links van hem en op de verwarming eronder, liggen slordige stapeltjes post, kranten, tijdschriften.
Wij mogen niet aan die stapels komen, mijn moeder stoft er omheen.
Als hij uit zijn werk komt, sorteren zijn handen de stapels: wat weg kan, gooit hij op de grond, op het bijzettafeltje rechts groeit de leesstapel.
Als hij de krant vasthoudt, blijft de sigaret tussen zijn rechter wijs- en middelvinger geklemd.
Door een Chief-Whipwalm heen leest hij Het Handelsblad.
Nooit komen er schroeigaatjes in de krant.
Hij leest geconcentreerd, vergeet de as in de altijd volle asbak te tippen.
Dan ligt er as op de grond rond zijn stoel en moppert mijn moeder.

 

Zelden raken zijn handen ons aan.
Strelen doet hij niet, slaan bijna nooit.
Op een avond zeg ik iets brutaals.
Hij schiet overeind, zijn rechterhand haalt uit voor een draai om mijn oren.
Maar ik draai mijn hoofd opzij, zijn vingers striemen mijn wang.
Een scherpe tabakslucht dringt mijn neus binnen.
‘En nou als de wiedeweerga naar je kamer jij.’
Ik schrik, kokhals, ren weg.

 

Jaren later, hij is al overleden, vertelt mijn moeder over zijn wroeging: ‘Kinderen sla je niet, dat hoort niet nodig te zijn.’
De klap herinner ik me.
Maar af en toe peins ik: wat voor brutaals zei ik?

 

Als valium zijn intrede doet in zijn leven, gaan zijn handen beven.
Er ligt vaak as op de grond naast zijn stoel.
Mijn moeder moppert niet meer.

 

16-6-2018

Dat jongetje

Dat jongetje gleed slap van de lach uit zijn kinderstoel als je hem kietelde.
Toen de dokter een dubbele oorontsteking constateerde en vroeg of zijn oren pijn deden, zei hij dat het een beetje kriebelde.
Hij schrok toen vriendjes zeiden dat kinderen als ze groot zijn het huis uit gaan, en vroeg ons of dat moest. Toen we zeiden dat dat wel beter was, besloot hij dat hij later gezellig naast ons kwam wonen.

 

Voor Louk is hij de liefste vader, zorgzaam, geduldig, alert.
Toen duidelijk werd dat Louk nooit zal lezen, vroeg hij of ik toch een ‘Omaboek’ wilde schrijven, omdat hij dat zelf zo graag wou lezen.
Ik begon te schrijven en hij is een van de redenen dat ik niet meer op hield: hij leest alles, stelt prachtige kritische vragen en groeit mee nu ik niet alleen proza maar ook gedichten schrijf.

 

Hij onderhoudt en vervangt mijn communicatieapparatuur, grijpt op afstand in als er iets vast loopt, legt keer op keer geduldig uit hoe alles werkt.
Toen mijn werkplezier ter ziele was, vroeg hij waarom ik niet stopte. Samen zochten we uit of dat financieel mogelijk was. De opluchting toen dat bleek te kunnen!

 

In 2008 gaf hij me op mijn verjaardag tickets voor het eerste Leonard Cohen concert sinds jaren: het begin van zes jaren waarin ik elf onvergetelijke Cohenconcerten bezocht, een aantal met hem horen bij mijn dierbaarste herinneringen.
Hij raakte ook besmet met het Cohenvirus en we ontwikkelden een eigen ‘Cohenjargon’: eens appte hij een foto waarop hij poseerde in zijn eerste net gekochte kostuum: ‘he’s just a lazy bastard living in a suit’ (uit: Going home).

 

Hij is net zo geografisch dement als ik: als wij samen op pad gaan, verdwalen we ondanks tomtom zo erg dat we in Brussel ooit een concert van Paul Simon misliepen. Gelukkig krijgen we een herkansing: ik duim mijn vingers blauw dat we het afscheidsconcert van Paul Simon de volgende maand in het Ziggodome op tijd weten te vinden.

 

Dat jongetje wordt vandaag 42.
Hij woont niet naast me.
Hij heeft een betere plek: in mijn hart.

 

16-6-2018

Onvergetelijke lach

‘Een glimlach kan er 1000 aansteken. Wees die ene.’ Saskia van Velzen

 

Begin 1974, toen zoon negen maanden was, verhuisden we van Nijmegen naar Utrecht.
In het nieuwe huis kreeg hij zijn eerste ‘grote’ bed.
Hij liep nog niet maar tijgerde behulpzaam voor onze voeten heen en weer toen we het bed in elkaar knutselden.
Toen het klaar was, klauterde hij erin, onderzocht het minutieus van hoofd- tot voeteneind en keurde het goed: hij rangschikte zijn knuffels langs de zijkanten, hondje Tommie op de belangrijkste plaats: zijn kussen.

 

De volgende ochtend kwam er geen geluid uit zijn kamer.
Merkwaardig want meestal stak hij, zodra hij zijn ogen opsloeg al enthousiaste betogen af tegen het stille gewillige knuffelpubliek.
Sliep hij nog?
Behoedzaam en zonder geluid te maken opende ik de kamerdeur, keek om het hoekje en zag een klein kereltje tevreden kroelen met zijn knuffels.
Even stond ik te genieten van die aanblik.
Toen ontdekte hij me en gleed er langzaam een gelukzalige lach over dat nog bijna tandeloze bekkie.
Zo’n intens gelukkige, gelukkig makende brede lach vol van overgave, waarbij de rest van de wereld even niet bestaat.
Een onvergetelijk moment waarop wij elkaar mateloos adoreerden.

 

Dat manneke wordt vandaag 45.
Als hij lacht, ziet iedereen een mannenlach.
Ik zie die lach van toen.

 

11-6-2018

Zijn stem

Ze miste zijn stem.
Dat lichte lachje, de liefkozende fluistering in haar oren waar haar huid direct op reageerde.
Dagen en nachten wachtte ze, luisterend naar de stilte.

 

Het waren niet haar oren die hem weer hoorden.
Het was haar hart waarin hij op een dag weer klonk.
Zijn woorden golfden door haar heen, rustten in zijn stoel, doken in de zakken van zijn ochtendjas, nestelden zich in zijn blauwe bodywarmer, murmelden aan zijn kant van het bed.

 

Gretig verzamelde ze zijn woorden en bewaarde zijn stem in haar hart.
Als een exquise kruid mengt ze hem door haar teksten.

 

5-6-2018

Donderend vakantieslot

Wekenlang is het, zelfs voor Spaanse begrippen, bloedverziekend heet en droog geweest.
Het lijkt saai: elke dag een strak blauwe lucht, maar ik kan er geen genoeg van krijgen.
Vandaag trekt de lucht Hollands dicht: een voorproefje, morgen gaan we weer naar huis.
Na een heerlijke vakantie in het vertrouwde appartement in Cala Salions, uitkijkend op en genietend van de zee.
Een paar weken vol van zon, zee, strand, musea, shoppen.
En lezen, stapels boeken hebben we verslonden.

 

Uitgerust pakken we de spullen in, met dat tegenstrijdige gevoel van ‘wat jammer dat de vakantie voorbij is’ en ‘hoe zou het thuis zijn?’
Licht gespannen bij dat laatste, want: is thuis alles goed gegaan?
De zonen verzekerden ons als we belden (‘jullie hoeven echt niet zo vaak te bellen hoor’), dat ze hun vakantiebanen deden en elke dag kookten en het huis was ook nog heel.
Maar ik weet zeker dat ik bij die woorden op de achtergrond een lachsalvo hoorde…

 

Als we aan het eind van de middag de tassen en koffers naar de auto dragen, ontploft de hemel in een warme wolkbreuk.
Het is geweldig!
We smijten de spullen in de auto, sluiten hem snel af en blijven dan genietend staan in een muur van warme regen.
Natuurlijk zijn we onmiddellijk doorweekt maar wat maakt het uit.
Drijfnat gaan we na een paar minuten weer naar binnen.

 

Terwijl we droge kleren aan trekken, barst boven de Middellandse Zee een gigantisch onweer los.
We halen de al opgeruimde tuinstoelen weer tevoorschijn, klappen ze uit en genieten daarna op het overdekte balkon van een uniek schouwspel.
Tientallen bliksemflitsen schieten van links naar rechts boven zee, van boven naar beneden, de donder raast er oorverdovend achter aan.
Uren duurt het maar dan schuift het onweer eindelijk over ons heen het land op en komt de hemel tot rust.

 

Wat rest is een ingetogen motregen die de hele nacht aanhoudt en ons, hoe passend, vergezelt op de terugreis.

 

9-10-2015