Olympische kilometers

Miljoenen horen het startschot, zien ons afzetten en weg schieten.
Ik schaats een fractie langzamer, zijn voorsprong groeit met elke meter.
Camera’s wenden zich af van mij, volgen zijn oranjeblauwe gestalte.
Onder luid gejuich rijdt hij zijn rit.
Bijna onopgemerkt schaats ik steeds verder achter hem.

 

Halverwege kijk ik om, zie hem, we rijden nu in dezelfde baan, hij nadert snel.
Gadegeslagen door miljoenen schuif ik opzij, maak plaats voor hem.

Het publiek juicht. Voor hem, voor mij.

In volle vaart passeert hij me, op weg naar olympisch heldendom.
Als hij finisht, klinkt de bel voor mijn laatste ronde.

 

Met trage slagen schaats ik mijn vergetelheid tegemoet.

 

15-2-2018
Inspiratiebron: de olympische tien kilometer schaatsrit van Jorrit Bergsma en Davide Ghiotto, Italiaans filosoof

Monoloog van een giraf

Met een knipoog naar het onsterfelijke lied ‘Dikkertje Dap’ van Annie M.G. Schmidt:

 

‘Dag mevrouw, ik zie u wel kijken hoor, u denkt wat doet die giraf daar?
Dat zal ik u eens haarfijn vertellen.
Elke morgen tegen elven vlucht ik deze boom in.
Want dan komt die juffrouw met die kleuterklas.
Op zich gezellig hoor, niks mis mee.
En dat ze dan altijd Dikkertje Dap zingen, vind ik ook prima.
Maar er zit zo’n galbakje tussen, die heeft in dat rugzakje van hem een opvouwbaar trapje en als de juffrouw even niet kijkt, klimt hij over het hek en dan wil hij echt mijn nek als glijbaan gebruiken.
Leuk hoor, dat liedje van die mevrouw Schmidt, ze ruste in vrede, maar het slaat natuurlijk nergens op, het brengt die ettertjes maar op rare ideeën.
Het is hem warempel een keer gelukt om via dat trapje op mijn kop te komen.
Hij greep zich vast aan mijn oren en wilde zo langs mijn nek naar beneden glijden.
Maar daar stak ik een stokje voor, ik zwiepte hem zo terug het hek over.
Ik ben niet gebouwd op die rare fratsen, je zou er zo een nekhernia aan over houden en met mijn nek heb ik er dan direct twintig natuurlijk.
En daarom, mevrouw, als ik ze aan hoor komen, klim ik vast in die boom. Kunnen ze zingen wat ze willen.
Laat ze maar in mijn buurman klimmen, de lama, die heeft ook een lange nek.
Maar niet in mij.
Zo, ik zie dat ze weer weg zijn, dan kom ik weer naar beneden.
Goedemorgen mevrouw.’

 

30-10-2015

Kees

Dit jaar is Pauw de eerste.
Hij ondervraagt een oudere: heeft hij vrienden, hoe vaak komen zijn kinderen, kent hij zijn buren? Hij is zeker wel eenzaam?
Hoofdschuddend kijkt Kees toe, een pilsje in zijn hand.
December.
Het is weer zover.

 

Hij staat op, zoekt in zijn trapkast de doos en opent hem.
Minutieus controleert hij de snoeren, de letters, de lampjes.
Alles doet het.
Hij pakt de trap, gaat naar buiten.
Hangt het ene snoer voor het raam, het andere boven de voordeur.
Dan verbindt hij beide snoeren met de deurbel.

 

De dagen daarna trekt de decemberstoet door zijn straat: buren met soep, vrijwilligers met een kerststukje, een zingende kleuterklas, een puber met een vragenlijst.
Als ze aanbellen, knipperen de lampjes en lezen ze:
IK BEN NIET EENZAAM!
ALLEEN ZIJN IS GAAF!

 

Vanuit zijn leunstoel achter het raam geniet Kees van hun verbijsterde gezichten. Grijnzend heft hij zijn glas: jullie ook fijne Feestdagen!

 

8-12-2018

Wat gebeurde

De koffie smaakte goed.
Haar rug en huid hielden zich koest.
Ze wandelde zonder te verdwalen en was voor de bui terug.
Ze had geen gaatjes, constateerde de tandarts.
In de super stond ze in de goede rij.
Niemand vroeg haar mening in de pietendiscussie of over de Brexitkwestie.
Haar teksten werden niet gepubliceerd maar ook niet neergesabeld.
Niemand deed een beroep op Hotel Mama.
Niemand bracht slecht nieuws.
Er lag geen rouwkaart op de mat.

 

Niets gedenkwaardigs gebeurde.
Behalve misschien dat ze heel hard ‘the carnival is over’ meezong met the Seekers terwijl tranen over haar wangen stroomden.
 
 
 
25-11-2018
 

Amandelamarettodroom

Ze draait haar hoofd weg en kiest voor een vegasalade en verse muntthee.
Het helpt niet, vanuit haar ooghoek ziet ze de vitrine, er liggen er nog twee.
Voldoende voor haar brein om los te gaan, ze snuift de hemelse geur al, proeft het zalige zoet en voelt hoe het water haar in de mond loopt.
Het kan nu toch wel weer?
Eentje maar, of nou ja, er liggen er twee, hoe erg is dat nou helemaal?
Ze wil sterk zijn, de rekening vragen maar haar stem bestelt een cappuccino, ‘En doet u die twee er maar bij.’

 

Ze voelt hoe de spanning wegzakt terwijl haar ogen verheerlijkt een voorproefje nemen: de koekhelften ogen knapperig bruin, daartussen de smeuïg samengesmolten massa van stroop, amandelen en Amaretto.
De bedwelmende geur van verse cappuccino en Amarettostroop kringelt haar neus in.
Gulzig neemt ze eerst een slok, dan een hap.
De zoete lekkernij vult haar vochtige mondholte volledig.
In een trage zinnenstrelende roes, haar ogen half dicht, gaan haar kaken op en neer.
Langzaam vermalen haar kiezen de amandelen, de wafelstukjes, terwijl haar tong de massa heen en weer schuift.
Pas na lang kauwen slikt ze kleine beetjes door.
Dan schuift haar tong een amandel klem tussen twee kiezen, juist als die hard bijten op een andere amandel.
Gekraak klinkt, een scherpe pijnscheut schiet door haar kaak.
Walgend wetend spuugt ze haar mondinhoud uit.
Haar tong schampt langs scherven, ze proeft bloed.

 

’De amandelamarettodroom zeker?’ vraagt de tandarts grijnzend, de verdovingsspuit in de aanslag.

 

19-10-2017

Gerrie

Elke dag, behalve zondag, stapt hij rond tien uur binnen en sluit aan in de rij voor de toonbank.
Zittend op het plankje van zijn rollator wacht hij zijn beurt af.
Vanachter zijn jampotglazen slaat hij Gerrie gade terwijl ze goedlachs en ad rem de klanten voor hem helpt.
Hoe haar mond plooit in een gulle lach, hoe haar ogen glinsteren, hoe haar blonde paardenstaart wulps meebeweegt met haar lichaam terwijl ze vlot broden pakt, snijdt en in papieren zakken schuift.
Vooral die beweging, hoe haar handen een brood omvatten, stevig en teder tegelijk, om het trefzeker de zak in te schuiven en hoe ze die vervolgens met een vanzelfsprekend gebaar dichtvouwt.
Zijn bloed gaat er sneller van stromen maar zijn gezicht blijft uitdrukkingsloos, daar let hij goed op.

 

Als hij aan de beurt is, begroet Gerrie hem met een knipoog: ‘Ha Piet, hetzelfde recept?’
Waarom hij elke dag weer stottert, als hij bevestigt ‘Ja, Gerrie, je weet het’, dat snapt hij zelf niet goed.
Gebiologeerd kijkt hij toe hoe haar handen vaardig zijn halfje bruin snijden en in de zak laten glijden.
‘Klaar, Piet, alsjeblieft en tot morgen maar weer’ schalt Gerries stem door de winkel terwijl hun handen elkaar even raken als ze hem zijn halfje bruin overhandigt.
Hij kleurt van top tot teen, Gerrie lacht en zegt: ‘Warm hier hé Piet, komt door de ovens achter.’
En weer die knipoog, een lange dit keer.
Rozig loopt hij de deur uit.

 

Jaren geleden al besloot hij dat zijn gevoelens voor haar geheim moeten blijven en standvastig draagt hij sindsdien zijn geheim met zich mee.
Gelukkig heeft Gerrie geen idee hoe gek hij op haar is, dat haar beeltenis dag en nacht in hem rond zweeft, haar lekkere lijfje, haar stem, haar handen, die paardenstaart, die ogen.
Alleen op zondagmorgen, als hij wat langer blijft liggen, staat hij zichzelf toe te fantaseren over haar handen, hoe ze hem net zo betasten als het brood.
Even maar.
Tot zijn vrouw hem roept:’ Piet, kom je ontbijten?’
Dan komt hij.

 

13-3-2018

Boommonoloog

Ik bestudeer kruinen.
Kale, kleine, kolossale, korzelige, craquelé, kordate.
Zelden zijn ze in balans met de lichamen eronder.
Meestal gaan kruinen sneller, kunnen de lichamen hen nauwelijks bijbenen.
Solokruinen rennen voorbij.
Dwazen, laat ze eerder van huis gaan als ze ergens op tijd moeten zijn. Sommigen komen steeds opnieuw voorbij, die zijn verdwaald en lopen vicieuze cirkels.
Kruinenparen en -groepen zien mij nooit.
Ze praten of zingen. Ze gaan nog niet naar huis maar ze zijn er bijna? Neem een besluit! Een potje met vet? Weet je hoe slecht dat is?
Als ze vals zingen schiet ik ze neer.

 

19-7-2018

Links achterin

‘Doe maar een cappuccino.
Weet je, Henk was dood en toen vroegen ze of hij in mijn tuin mocht. Ik dacht, ach got die Henk, links achterin is nog een mooi hoekje. De gladiolen deden het goed op hem.
Maar toen kwamen ze met Grietje. En Romana. En Jut en Jul, die moesten bij mekaar natuurlijk. Allemaal links achterin. En je weet hoe dat gaat tegenwoordig, alles mag bij een uitvaart. Daarom zei ik niks van die stilettohak. En dat kunstgebit. En dat Vlaamse oog. Moet kunnen toch?
Maar nou groeit er alleen nog zevenblad.
Doe maar een Berenburg.’

 

19-7-2018
Toelichting: veel schrijvers deden mee aan de Ultrakort-Vierdaagse. Ik ook. Naarmate de dagen vorderden, grepen veel verhalen in elkaar en zagen schrijvers hun hoofdpersonen in andere verhalen opduiken. Zoals Henk, Grietje, Romana, Jut en Jul in dit verhaal dat ik op de laatste dag van de Schrijfvierdaagse schreef en plaatste.
 

Mijmeringen van een sansevieria

 

Ik stond in haar ouderlijk huis.
Groot, groen, glanzend, haar moeder had groene vingers.
Bij het leegruimen van het huis, lang geleden, nam zij me mee.
Groene vingers heeft ze niet maar ze bedoelt het goed.
Als ik grijs zie, stoft ze me af.
Als ik verschrompel van droogte, schrikt ze en voedt me.
Vandaag twintig jaar geleden overleed haar moeder.
Ze dacht aan haar toen ze op de radio Heintje hoorde zingen: ‘Ich bau dir ein Schloss.’  
Nog steeds vindt zij dat een drakerige smartlap maar haar moeder zong altijd genietend mee met Heintje.
Ze glimlachte, neuriede mee.
Ik ging er helemaal van glanzen.

 

11-4-2018

 

En toen …

Ik ben alleen in huis.
Om half twaalf draai ik de keukendeur op slot, de voordeur op het nachtslot.
Gordijnen dicht, lichten uit.
Naar boven, het waait stevig, zijn er nog ramen open?
Nog even mail checken, iets opzoeken, een idee noteren.
Uitkleden, tandenpoetsen, naar de slaapkamer.
Gordijnen dicht, leeslampje aan, in bed kruipen, telefoon uit, weg de wereld.
Lekker nog even lezen.
Het huis om me heen is stil en vredig.
Langzaam ontspan ik, mijn ogen knipperen, vallen af en toe dicht.
Ik doe ze toch weer open, nog een paar bladzijden in dit heerlijke boek.
Maar nee, het lukt niet meer, gapend rek ik me uit, toch maar het licht uit nu.
Al half slapend rol ik me op, half op mijn zij.
Morgen, wat is er morgen?
Nee, niet aan denken, lekker slapen nu.
 
Dan klinkt een luide knal.
Een deur dreunt dicht.
Dichtbij.
Heel dichtbij.
Verstijfd schiet ik overeind, mijn hart klopt in mijn keel.
Nietsziend kijk ik in het donker, de oren gespitst.
De stilte ruist onheilspellend.
Seconden tikken weg.
 
Dan klinkt een gil, hoog, lang, eindeloos…
 
 
9-7-2016