Opinie-allergie

‘U heeft een corona gerelateerde opinie-allergie’ zei de huisarts en verwees me naar een opruimcoach.
Die was blij: niet eerder zag ze een hoofd waar zoveel meningen uitpuilden.
Vijf sessies zouden volstaan, zei ze.
We begonnen met het bevrijden van alle meningen en stalden ze uit in mijn huiskamer.
Ze waren met zovelen, dat ze boekenkasten aan het zicht onttrokken, de ramen verduisterden en voor muziek, grapjes en een goed gesprek was geen plaats meer.
Luidruchtig mengden ze zich in alle dagelijkse dingen.
Confronterend was het om te zien dat ik werkelijk óveral iets van vond: van bloemkool en verwarmingsmonteurs, van de Belastingdienst en de huizenmarkt, van Mark Rutte en Marieke Lucas Rijneveld, van de salarissen in de zorg en ontbossing, van mondkapjes en de avondklok, van veeteelt en Europa.
Maar de opruimcoach greep in, streng zei ze dat ik moest kiezen: drie meningen mocht ik houden.
En, voegde ze er aan toe, met die drie moest ik het doen dus ik kon maar beter voor drie positieve constructieve meningen kiezen want dat voorkwam het hunkeren naar andere meningen.

 

Kiezen was zwaar, nachten lag ik wakker en weifelde, woog alle meningen tegenover elkaar af.
Sommige gingen al een leven lang mee of waren maatschappelijk uiterst urgent.
Maar een lichter leven is ook wat waard.
Zuchtend hakte ik uiteindelijk de knoop door en koos er drie.
Meteen voelde ik me lichter, wat een opluchting!
Alle afgewezen meningen verbrandden we ritueel in de achtertuin onder het zingen van blije mantra’s.
 
Eind goed al goed.
Alleen ga ik morgen niet stemmen.
Geen enkel partijprogramma heeft het over de intrinsieke goedheid van de mens, de eeuwigheidswaarde van Leonard Cohen en het belang van amandelmarsepein.

 

16-3-2021

Vaarwel

Nawoord van een bureaustoel op het Hoornse strand

 

 
Doorgezeten vond hij me en ik knerste zei hij.
Natuurlijk heeft hij gelijk: mijn roze zitting oogt nog redelijk maar tientallen jaren rondjes draaien onder kantoorkonten hebben hun sporen achtergelaten.
Het hinderlijkste werd het steeds vreemdere geluid dat uit mij opsteeg als hij op me ging zitten.
Daar schrok ik zelf van maar hij nog meer: vaak schoot hij dan vloekend overeind en knoeide koffie op mij en de pc op zijn bureau.
En koffie in mijn binnenwerk, dat maakte mij roestig en het draaien steeds moeizamer, op en neer gaan lukte me al eeuwen niet meer.
Kortom: na jaren trouwe dienst naderde mijn einde.

 

Wandelaar: ik zie uw vragende blik: hoe ben ik hier beland en niet bij de afdeling grof vuil van het afvalstation?
Daar heeft hij voor gezorgd, hij is een groot voorstander van waardig ouder worden en stoelwaardig sterven.
Hij vroeg me wat ik wilde, nou dat wist ik wel!
Altijd als ik kreunde onder draaikonten droomde ik van een stil strand waar ik langzaam opga in de elementen .
Zoals vroeger bij de Indianen een oudere die zijn einde voelde naderen, zich afzonderde op een stille plek op een berg en daar de natuur zijn gang liet gaan.

 

Hij begreep me en bracht me naar de vloedlijn van het Hoornse strand op Terschelling.
We namen innig afscheid, toen liep hij, steeds omkijkend en zwaaiend, weg.
Ik weet niet hoe lang ik hier ben en zal blijven want het eerste wat van me afviel, was de tijd.
Met mijn vier poten verankerd in het zand waai ik met alle winden mee en word één met de zon, de maan en de getijden.

 

Zou Vasalis dit bedoelen toen ze schreef:
‘Het werd, het was, het is gedaan’?

 

 

24-3-2017
(het citaat komt uit de laatste bundel van Vasalis: ‘Sub finem’, het gedicht ‘De oude kustlijn.’)

Sprookhutspot

Esmees stiefmoeder heeft het weer eens op haar heupen.
Dat is slecht nieuws voor Esmee: het betekent dat ze nog harder moet werken dan anders, niet alleen moet ze stofzuigen en matten kloppen, maar vandaag ook ramen lappen en onkruid wieden.
Daarnaast moet ze elk uur de spiegel schoon poetsen waar haar stiefmoeder uren voor zit en speurt naar rimpels, vlekjes, mee-eters en haartjes.
Tussendoor doet Esmee snel boodschappen en kookt voor haar zeven zusjes, verwende dwergjes die alle zeven lijden aan een genetische fobie voor huishoudelijk werk.
Ze kookt een maaltje extra, dat is voor oma die, hoewel oud en zeer verzwakt, weigert in te trekken bij haar dochter en zeven kleindochters.

 

Esmee houdt ook oma’s huisje schoon en brengt haar elke dag een warme hap.
Als ze de maaltijd heeft geserveerd voor haar zussen en stiefmoeder, propt ze in de keuken wat restjes naar binnen, lijnt Wolf aan, het schoothondje van haar stiefmoeder, en gaat op weg naar oma.
Oma woont in het bos.
Tot voor kort verdwaalde Esmee regelmatig in de wirwar van bospaadjes, ze is namelijk tamelijk geografisch dement.
Maar gelukkig plantten oma’s enige buren, Gans en Hietje, onlangs broodbomen in een rechte lijn van hun huis naar de bosrand.
Aardig van ze, ze had ze graag bedankt maar op een dag waren ze ineens verdwenen, opgelost in lucht lijkt het wel, niemand weet waar ze zijn gebleven.

 

Het schemert al als Esmee met Wolf bij oma aankomt.
Snel warmt ze in de keuken de maaltijd op in de magnetron, voegt er een verse salade aan toe en loopt met het volle dienblad naar binnen.
Oma zit niet op haar vertrouwde plekje achter de geraniums.
Roepend loopt Esmee door het huisje en vindt haar in de slaapkamer.
Ze slaapt, wat heet, oma, die ‘prinses op de erwt’ wordt genoemd omdat ze zo licht slaapt, zaagt luid snurkend een bos om.
Wat Esmee ook probeert, roepen, schudden, knijpen, ze krijgt oma niet wakker.
Dan ziet ze de aangegeten appel op het nachtkastje en begrijpt waarom ze oma niet wakker krijgt: ze heeft gegeten van de appel en is getroffen door een allergisch coma.

 

Goede raad is duur, oma zal in geen honderd jaar vanzelf wakker worden, ze heeft een antigif nodig.
Kordaat gebiedt Esmee Wolf om bij oma te blijven, volgzaam kruipt Wolf naast oma in bed en begint haar te likken.
Esmee rent naar buiten, ondertussen 112 bellend.
Maar helaas, midden in het bos heeft ze geen bereik.
Hè wat lastig dat Gans en Hietje er niet meer zijn, die zouden haar vast geholpen hebben.
Paniekerig kijkt ze rond, waar zijn de prinsen op witte paarden als je ze nodig hebt?
Dan vermant ze zichzelf: een slimme meid redt zich zelf.
Ze rent, het lijkt wel of ze vliegt, zo snel gaat ze.
Onderweg maait ze kordaat een horde kikkers opzij die haar luid kwakend bespringen en een balkende ezel en een vuilwitte schimmel mept ze ook de berm in.
Opzij opzij opzij!
Bij de bosrand aangekomen, ziet ze een huis, hijgend drukt ze op de bel.
Als ze haar vinger terugtrekt, rinkelt de bel door, schel en onafgebroken.

 

Verbaasd schiet ze overeind, kijkt ongelovig om zich heen.
Drukt dan de wekker uit.
Het sprookjesboek glijdt onopgemerkt op de grond.

 

 
8-4-2017

Besmetting

Ik weet precies wanneer het gebeurde: afgelopen maandagmorgen!
In een schrijfgroep las ik de nieuwe weekopdracht: Schrijf een kort verhaal waarin je het woord Oxymoron gebruikt.
Ik hou van woorden dus zei hardop: ‘Oxymoron’, ik fluisterde het, proefde het op mijn tong.
En dat was de trigger, meer had het niet nodig: het nestelde zich in mijn brein.
Sindsdien giert het door mijn lijf.
Niets helpt, het overstemt talkshows, covidmaatregelen, Cohensongs, boswandelingen, gesprekken.

 

Erger nog: vanmorgen bleek het uitgezaaid: nu hoor ik het in alle woorden met o’s!
Zelfs dichten is geen remedie meer: de poëzieles over Cees Noteboom veroorzaakt jeukende o-vormige galbulten.

 

Ik belde de huisarts.
Langskomen mocht ik niet, zei hij, want hij kent deze virusvariant niet en kan dus ook niet inschatten hoe hoog het besmettingsrisico is.
Een geneesmiddel heeft hij niet, zijn dringende advies is: minstens twee weken anderhalve meterafstand houden van o-woorden.
En oordopjes dragen.
Nou ja zeg, hij begrijpt er werkelijk niets van: oxymoortjes in mijn oren!

 

Dus zoek ik zelf oplossingen.
Stofzuigen helpt enigszins, vooral als ik tegelijkertijd knetterhard ‘Zeg maar niets meer’ meezing met André Hazes.
Toch hoor ik zelfs daar doorheen nog een achtergrondkoortje dat vals dreunt: ‘Óxymórón óxymóhòhòhòrón!!!’

 

 

15-10-2020
 

Geachte meneer Amnesty

‘Ik ben Nelly en ik wil een klacht indienen.
Dit is wat er gisteren gebeurde:
De bel ging en ik opende de deur met een briefje van 10 euro in de hand want ik verwachtte de glazenwasser die zijn geld kwam halen.
Maar in plaats van Nico stond er een vriendelijke jongeman die lachend zei ‘U dacht zeker dat ik de glazenwasser was, dat dachten uw buren ook, sorry dat ben ik niet.’
Wat een aardige jongen, dacht ik.
Hij vertelde dat hij best mijn ramen wilde wassen maar dat hij eigenlijk collecteerde voor Amnesty.

 

Hij liet me uw pasje zien en zei dat ik u best mocht bellen om het te controleren.
Maar hij zag er zo eerlijk uit en toen vertelde hij dat er in Rusland heel veel homoseksuelen opgesloten zitten in de gevangenis en dat Amnesty die alleen kan helpen als ik geld geef en dat mijn buren ook al allemaal hadden gegeven, dit was vast een fijne buurt om in te wonen, zei hij en dat is waar.
Ik vond het heel erg dat mensen in Rusland worden opgesloten voor hun geaardheid hoewel ik niet snapte hoe mijn geld iemand uit een gevangenis krijgt. Maar toen hij zei dat het echt waar was, wou ik hem het tientje van Nico geven daar was hij zo blij mee alleen mocht hij het niet aannemen want het is gevaarlijk voor collectanten om met contant geld op straat te lopen, dan kunnen ze beroofd worden.
Dat wou ik natuurlijk niet, dat zo’n lieve jongen wordt beroofd.
Dus toen vroeg hij of ik een bedragje wilde storten, ik mocht zelf weten hoeveel zei hij maar dat zat vast wel goed want mijn buren waren ook al zo goedgeefs en toen knipoogde hij zo guitig.
Gelukkig herinnerde ik me dat ik echt op de kleintjes moet letten maar vier euro kon niet zei hij want dat stond niet op het formulier.  
Ach en toen dacht ik aan die arme homoseksuelen in Rusland, dus toen vulde ik op zijn tablet toch maar tien euro in en mijn naam en mijn telefoonnummer en mijn emailadres.
Hij was zo blij dat ik dat deed en toen zei hij weer dat het jammer was dat hij de glazenwasser niet was maar dat hij best mijn voorraam wilde wassen als ik dat fijn vond.
Daar hebben we samen om gelachen want dat hoefde echt niet want Nico had ze immers net gedaan?
Voor dat hij wegliep zei hij nog dat u me kon bellen om te vragen hoe of hij dit gesprek had gedaan en dat hij natuurlijk hoopte dat ik zou zeggen dat hij het goed had gedaan, en toen keek hij bijna smekend dus ik stelde hem gauw gerust dat ik nog nooit zo’n aardige collectant aan de deur had gehad.
Daar was hij zo blij mee!
Toen hij weg was en ik op mijn mail keek zag ik dat er al een contract van u was en dat ik nou elke maand tien euro aan u moet betalen omdat ik donateur ben geworden.
Maar dat wou ik helemaal niet, meneer Amnesty, ik wilde alleen maar net als bij andere collectes aan de deur twee euro in de bus doen.
Want elke maand tien euro, meneer Amnesty, dat kan ik helemaal niet missen van mijn AOW, voor mij is dat drie dagen eten, begrijpt u?
Daarom ging ik u bellen om het uit te leggen.
Maar uw telefoonmensen lieten mij eerst heel lang wachten en daarna begrepen ze niet wat ik bedoelde en ze zeiden dat ze die collectant helemaal niet kenden. Maar dat mailcontract was wel geldig.

 

Ik schrok heel erg en daarom schrijf ik u nu:
Wilt u alsjeblieft dat contract nietig verklaren?
Echt waar, ik wil die Russische homoseksuelen in gevangenissen heus helpen, maar alleen als u met een gewone collectebus bij me aanbelt waar ik alleen maar in doe wat ik echt kan missen.

 

Hartelijke groet van Nelly

 

PS, meneer Amnesty, wie was die lieve mooie jongen die ook nog mijn ramen wilde wassen, kent u hem wèl?
Of nee, laat u dat maar zitten. Wilt u alstublieft niet meer van die lieve jongens langs sturen?’

 

7 juni 2016

Hoge nood

Ik luister, knik: begrepen en stap haastig weg, ‘ben zo terug.’

 

Lopend kijk ik om me heen, links, rechts, links zeiden ze.
Ik versnel mijn pas, lees de bordjes op de deuren: administratie, Cees, Anna, kantine, drie deuren zonder bordje.
Wat moet je hier doen om je naam op je deur te krijgen?
Wie zitten er achter die naamloze deuren?
Moet ik hier nou links of rechts?
Doorlopen maar, iets sneller maar kleine stapjes, lippen op elkaar, vuisten, billen dichtgeknepen.
Hier moet het zijn, nee, directie, D. van Voorst. Directieleden hebben geen voornaam hier.

 

Verder, sneller.
Daar.
Waar die rij staat.
Stop, stop, je zit nog niet, hou je buik vast, tegenhouden!

 

Mijn sluitspier luistert niet.

 

31-8-2020

Oplossing

Gisteren was het te gevaarlijk en ook vandaag kan het niet.
Ze heeft het me uitgelegd: als ze me nu vrijlaat, smelt ik binnen een half uur.
En dat is een ramp want ze kan niet zonder me.
Zegt ze.
Ik vraag me af waarom niet, wat gebeurt er dan met haar?
Maar dat wil ze me niet vertellen.
‘Daar zijn geen woorden voor’ zegt ze en dan rolt ze met haar ogen.

 

Dus lig ik hier en verveel me te pletter.
Want zeg nou zelf, een gezond verstand hoort toch niet tussen de spinazie en de Magnums?
21-8-2020

Chagrijnige matmonoloog

Zes jaar lig ik hier, dat is in mensjaren zeker zestig, maar in al die jaren ben ik nooit zo behandeld als afgelopen zondag.
Ik kan wel wat hebben, maar zelfs míjn absorptievermogen kent grenzen.
Dat weet ze best maar als dat mannetje er is, vergeet ze dat.
Hij hing tijgerknuffels in de boom toen die wolkbreuk losbarstte.
Binnen een minuut stond zij binnen en zwaaide vanachter het raam naar het mannetje.
Die ving druppels op zijn tong, banjerde tussen de druipende struiken, stampte lachend in de plassen.
En zij binnen maar foto’s maken van hem, ‘zijn vader hield ook zo van regen’ hoorde ik haar zeggen.

 

Toen ze hem eindelijk riep, schreeuwde hij eerst: ‘niet!’ maar voor haar patat kwam hij toch naar binnen.
Ik zette me schrap, incasseerde golven water toen hij zich uitschudde en zijn jas op mij liet vallen.
Springend schopte hij zijn laarzen uit en uit allebei stroomden vloedgolven.
Uit alle macht probeerde ik alles op te vangen maar het werd nog erger.
Ze zei: ‘goed zo, je springt met allebei je voetjes tegelijk.’
En toen stampvoetten ze samen op mij en zongen: ‘het regent, het regent, de pannen worden nat!’   

 

Pas toen het mannetje was opgehaald, had ze weer oog voor mij.
Maar in plaats van excuses, lachte ze ‘wat een heerlijke dag.’
Ik zal haar krijgen.
Vanaf zondag lek ik door mijn haarvaten onopvallend maar gestaag dikke druppels op het laminaat onder mij.
Het verkleurt al en langzaam ontwikkelt zich een penetrante geur op mijn onderkant.
Wacht maar tot die mijn bovenkant bereikt.
Kijken of ze daar ook om lacht.

 

 
10-7-20
In het kader van weekopdracht 306 van Schrijven Online, 7-7-20: goed schrijven betekent ‘out of the box’ denken: beschrijf een fragment uit het leven van een voorwerp dat je ziet.

Monoloog van Minoes

‘Jaja, kijk maar niet zo verbaasd, ik weet best dat je het raar vindt dat ik me in je wasbak was, ik word geacht mezelf te wassen door me te likken.
Ik zal je eens wat vertellen: weet jij dat er in een bek zevenhonderd soorten bacteriestammen een lui leventje hebben en zich explosief vermeerderen?
Dus hoe onhygiënisch is dat: die bende bekbacteriën likkend over mijn hele lijf verspreiden en dat dan eufemistisch bestempelen als ‘wassen’?
Heeft niemand ooit bedacht hoe ontiegelijk smerig dat is?
Zijn jullie nou zo dom of ben ik zo slim?
Heb je zelf wel eens geprobeerd om je zo te wassen?
Ja nou kijk je ineens vies.
Nog iets, kan jij je eigen kop likken? Probeer het eens? Nee hè?
Ik ook niet, dat lukt alleen met een omweg: eerst moet ik zorgen voor een poot vol spuug en daarmee zou ik dan over mijn kop moeten boenen. Wat denk jezelf?
Mijn poten, hoe schoon denk je dat die zijn? Ik kom buiten hoor, je wilt niet weten waar die poten overal doorheen gaan, die verzamelen zooi waarvan jij het bestaan niet eens kent.
Hèhè, ik zie je nadenken, eindelijk, want ik voel me een roepende in de woestijn als ik mijn soortgenoten bezig zie met zichzelf likken en denken dat ze daar schoon van worden en hun baasjes die katten schone beesten noemen. En iedereen gelooft dat, stelletje sufferds.
Snap je nou waarom ik me net als jij was met schoon water uit de kraan en wil je me daar niet bij storen?
Nog iets, die foto’s die je nou maakt, daarmee schend je wel mijn privacy hoor.
Ik geef je alleen toestemming om ze te verspreiden als je mijn visie op hygiëne erbij vermeldt, dan wordt er tenminste niet om gelachen en kunnen mens en dier er nog wat van leren.
Al is er maar een kat of mens die zich eens achter zijn oor krabt over deze kwestie (trouwens, hoe vies denk je dat het daar is?) en tot inkeer komt.
Tot die tijd ben jij de enige kattenbezitter met een echt schone kat.
Gefeliciteerd!’

 

15-6-2016

Bushalte

Ik wacht bij de halte, bepakt en bezakt, klaar voor de terugreis.
Een oude dame achter een rollator nadert.
‘Mag ik even bij u zitten, ik rust hier altijd even uit voor ik de duinen in ga.’
Ik knik.
Ze gaat zitten.
Een meeuw landt op haar schouder.
Vriendelijk vraagt ze: ‘Heeft u het gezien gisteravond?’
Ze vertelt dat het ruimteschip dat hier vaak overkomt, gisteravond landde.
Een lichtwezen stapte uit en verdween in de duinen.
Ik heb niets gezien.
‘Wat jammer, mevrouw, hij was zo mooi.’
Ze staat op, groet vriendelijk ‘Dag mevrouw’, loopt weg.
Ik kijk haar na.
Bij de duinopgang lost haar gestalte op.

 

Stilteretraites op Terschelling hebben soms vreemde effecten.
 

 

13-9-2018