Gft-bak

Sloten waarin wolken weemoed zich spiegelen
verweerde daken, bouwvallige bruggen
Monetmozaïek van junigroen

 

Uit de kerk waar ik nooit meer kom
klinkt het orgel als het harmonium
waarop mijn vader destijds speelde
Automatisch zing ik mee
‘die wolken, lucht en winden
wijst spoor en loop en baan
zal ook wel wegen vinden
waarlangs uw voet kan gaan’

 

Mijn voeten gingen van tweehoog
vijfennegentig c naar driehoog vijfenveertig
stopten in deze tuin van drieëntwintig
Van een stinkende stortkoker vol
oud zeer op het keukenbalkon naar
de gft-bak groengeurend naar lavendel
en geluk naast mijn ligstoel in de zon

 

21-9-2019
Uit de cursus ‘poëzie voor gevorderden’:
De opdracht was: schrijf, geïnspireerd door het gedicht: ‘Geplastificeerd’ van Jannah Loontjens, een gedicht waarin je een lastig, onpoëtisch woord verwerkt

Uil olm ezel

Landt een uil in een olmtop,
tobt over zijn bijziende blikveld en
de vergeetgaten in zijn kop.

 

Roept naar de grazende ezel beneden hem:
‘Geef me je geheim voor geluk.’
De ezel pogoot op alle vier zijn poten en
balkt: ‘zwiepstaart zwaarte weg,
waai met alle winden mee en DANS.’

 

De aarde dreunt, de olm kreunt,
de uil hip hopt op de hoogste tak,
draait op een poot rond en stort ter aarde.

 

‘Koekoek’ oehoet de ezel.

 

 

20-1-20
Cursus poëzie, les over Peter Verhelst, inspiratie voor dit gedicht was zijn gedicht: ‘Leeuw, schaap, vlakte’

Laatste vlucht

Zonlicht streelt zijn achterhoofd, zijn blik is gericht
op het weidse wolkendek buiten de cockpit, ver
weg zweeft een ander vliegtuig, een dansende
diamant, oplichtend in de ochtendzon.

 

Zijn stuurknuppel kon weilanden laten stijgen
en wolken omlaag laten glijden in een tijdloos
zweven dat het denken dempte. Tot hij zwenkte
de einder recht zette, vaart minderde, landde.

 

Al zijn vluchten ballen samen in een wit
lijstje achter glas met een doffe veegvlek
op de plek waar vingers vergeefs kroelen
door de krulletjes op dat glazen achterhoofd.

 

resultaat van een dichtopdracht in de cursus poëzie van Margreet Schouwenaar 
28-5-2020

Slijtpijn

Dat je sleutel kwijt, dat je bang buiten
dat binnen de mattenklopper wacht
dat ook zonder rups die buxushaag was
afgestorven, dat je die verdwenen
foto’s allang verstopt had in de doka

 

van je hart, dat bloed op een witte broek
en hoongelach en priemende vingers;
jij slome duikelaar met rare vragen
moeilijkdoener met hoezo waarom, praat
mee, echt waar en ach en wee, het komt goed
en jaarlijks twee knuffels zijn er in
twintig jaar toch veertig

 

dat de sleutel toch, dat je opnieuw
en dat de sleutelbaard breekt en
onbereikbaar in het slot achterblijft
dat je staart naar wat rest, weet wat
je bent vergeten, die baard is al zo lang
dood dat het prikzoengevoel is weggesleten

 

20-2-2019
een gedicht uit de cursus poëzie, geïnspireerd door ‘Voorpijn’ van Coen Peppelenbos. Opdracht: schrijf een gedicht over een zelf verzonnen woord.

Fietser

(Voor J)
Ik herken je van verre, silhouet in grijze
lijnen op een natte novemberdag en denk:
hoe gaat het met je knie met je dochter
we moeten gauw weer een bakkie doen.

 

Tegen de wind in, je zwoegend hoofd
gebogen, je rug in pijnstand, nader je,
ik wacht, met mijn hand zwaaiklaar, mijn
mond praatklaar, je voorlicht doet het niet.

 

Vragende ogen kijken mij aan. Ik weet weer:
je bent er niet meer. Jouw sterven zonder
afscheid blijft een rondgaand gerucht dat
mij niet raakt; ik kom je overal nog tegen

 

fietsend, op weg naar een volgende keer. Fiets
fiets door, dat deed je het liefst. Zonder
vragen zal ik naar je zwaaien, maar
repareer je licht, niemand ziet je zo

 

alleen ik

 

 

8-5-20

Braadpan

Ze schuift anderhalf pakje margarine de
pan in, draait het gas hoog, spreidt op
het aanrecht de lappen in gelid, slaat
ze mals, peper zout keren peper zout

 

laat ze rusten tot gesis klinkt, vetspetters
de gasvlam doen opwaaien zoals haar stem
uitschiet als ze dreigt met de mattenklopper,
kaarsrecht koninklijk kalm vleien haar vingers

 

de lappen in het vet, schuiven tot ze donker
kleuren, blust ze af met water, zet het deksel
schuin op de pan. Het is half elf, oploskoffie en
Arbeidsvitaminen, ‘Junge, komm bald wieder’
ruikt naar voorgebraden veiligheid. Tot de dag

 

dat de withete pan uit haar vuurvaste vingers
glijdt. Op de radio duidt GBJ Hilterman de
buitenlandse politiek maar niet haar radeloze ogen
bevende handen, het jusspoor op haar zondagse jurk

 

De pan overleefde haar, maar zelfs gevuld met
viooltjes, ruik ik soms vaag nog haar suddervlees

30-4-2020
Resultaat poëzie les Seamus Heaney, opdracht: schrijf een gedicht waarin een gereedschap de onverzettelijkheid van vrouwen draagt.

Vlinderslag

illustratie Roeqiya Fris uit: The persistence of yellow
(Voor Nancy)

 

Er was eens een vrouw die faalde als vlinder.
Vliegen bleek vermoeiend, onafgebroken blies de wind

 

de stilte in haar ziel stuk, ze verdwaalde in wolkenrag
haar vleugels misten fingerspitzengefühl, ze vloog

 

haar kop kapot op hemelse gedachtegangen, haar
voelsprieten roken onraad in honing, ze verslikte

 

zich in stuifmeel, maakte tenslotte een noodlanding
op een zonnebloem, zat en bad vurig om melkchocola

 

met hele hazelnoten, wist dat twijfel meer dromen doodt
dan falen, spreidde haar vleugels en vloog.

 

Vloog hoog.

 

20-4-2020
in het kader van de poëzie les over Hester Knibbe

Randenbroekerbos

Verlangen groeit in stiltes waar kilte
kraakt als je een foute opmerking maakt
waar aandacht zoek raakt in oude dromen
en ongeduld smaakt naar Chief Whip en Omo

Melancholie loopt blootvoets in oktober
schopt herfstblad rood en geel, zwiept
verdriet door naakte takken, schuilt in woorden
op losse kladblaadjes dicht beschreven

Daar woont vertrouwen, wordt weemoed
geluk, groeien woorden voor verrukt. Tussen
eiken rijst de eenling op, spreekt vergeeft
beweegt, de eerste stap naar beter

 

juli 2018

Dieselen

De meeste meningen en dromen zijn vervlogen,
ze losten op in binnenpretjes, mededogen,
twijfels of werden vragen zonder veel verweer;
ook verdwenen is de hoop op snel en strak en meer.

 

Rimpels als jaarringen sieren mijn gezicht,
mijn zere vingers schrijven me zin en zwaarte in,
een pijnlijk einde, aardedonker of een hemels licht,
of iets daar tussen in, een onverwachte draai, een nieuw begin.

 

Hoe traag mijn tempo ook, eenmaal op stoom
diesel ik door de dagen, dwaal tussen
toetsen en wolkenluchten die vragen
lenigen, stilte sussen, opzwepen tot
een nieuwe droom.

 

 

2-2020

Magisch moment

Vanaf de achterbank zie ik je instappen, 
peilend rondkijken tot onze ogen zich
verrast verliezen in elkaar. Ik ken je maar
wie ben je? Wat gebeurt hier?

 

Het moment begraaft zich in overvolle agenda’s en
in de jaren, op hoogtijdagen delven we het op.
Vragen elkaar: wat zag je, wat dacht je? Je Elvisblik 
je zag meer dan ik wilde, ik smolt onder je
glimlach. Jij was als Ali McGraw maar veel
mooier, je zwijgend kijken fascineerde me en
hoe je mijn bravoure negeerde.

 

Gaandeweg taant de magie van dat moment, we accepteren
het gelaten, we toosten niet meer op toen, maar op
vandaag. Zoenen boven schuimend bier plots als vanouds
verrukkelijke zoenen tot de ober ons vriendelijk vraagt
minder aanstoot te geven. Blozend wijken we uiteen,
knipogen: weer is een magisch moment geboren.

 

6-2016