Busrit langs de IJssel

Een zomerochtend.
De bus stopt, ik stap in, de chauffeur begroet me als waren we oude bekenden.
Traag, bijna bedachtzaam, rijdt hij de route, langs lege haltes.
Soms wijkt hij uit naar de berm en houdt in, geeft met een loom handgebaar uit het open raam, achterop komend verkeer ruimte om te passeren.

 

Buiten is het heet, de hitte siddert boven de IJssel.
Binnen is het koel, mijn ogen glijden over augustusgroene polders, omgekeerde vlaggen op de erven van oude boerderijen.
Rusten dan op de rivier waar plezierjachten voorbij varen en soms een volgeladen containerschip.

 

Bewogen worden gaat over in bewogen zijn.
Misverstanden, erupties van oud zeer, verbeten wegblokkades, mensonterende oorlogen.
Ze versmelten met de stem van Vasalis die haar gedicht De Afsluitdijk voorleest, met de klanken van ‘The lark ascending’ van Vaughn Williams en de herinnering aan een tijdloze qi gongsessie op een Terschellings strand.

 

‘Er is geen einde en geen begin
aan deze tocht, geen toekomst, geen verleden,
alleen dit wonderlijk gespleten lange heden.’
Uit: De Afsluitdijk van Vasalis

 

3-8-2022

Gratis

Zijn ogen lichten op: ‘Ha, ben je daar.’
Hij loopt langzamer dan de vorige keer, wankelt af en toe, zoekt houvast aan de gangmuur.
Vandaag mag ik helpen met koffie zetten.
Als we zitten, vraag ik hoe het gaat.
Hij vertelt over nieren, doofheid, evenwicht, traagheid, huidtumoren, suikerziekte.
Hij ziet me fronsen.
Gaat verzitten.
Zijn ogen twinkelen: ‘Veel hè? Maar weet je wat zo fijn is?’
Hij laat een stilte vallen.
Ik schuif naar het puntje van mijn stoel.
Net als vroeger, als hij vertelde over zijn puberstreken in de oorlog, hang ik aan zijn lippen.
Grinnikend vervolgt hij: ‘Je krijgt het allemaal gratis. En je mag het allemaal houwen!’

 

 
2018

Schrijfpeinzen

2014
Vanzelf wakker worden, rondkijken, leegte voelen, stilte ruiken.
Eruit? Nah. Doezelen. Naar beneden stommelen.

 

Koffie.
Iedereen werkt nu. Dan zou dit dat gat zijn wat me werd voorspeld.
Is het ook een gat als het gevuld is met opluchting?
Bankhangen, oude afleveringen van Roseanne, gapen, hardop lachen.
Douchen.  Sporten. Lopen. Pc.

 

Scrollen tussen YouTube, Nu.nl, mail, Facebook, Insta.
Blijven hangen op Facebook. Dwalen langs vrienden, eentje volgt een schrijfpagina.
Eens kijken. Schrijfuitdagingen, dat jargon, bah.
Toch verder lezen.
Schrijftiendaagse, elke dag een opdracht?
Vrijblijvend, gratis, hmm, hij zei altijd dat ik echt iets moest doen met dat schrijven, toch maar eens proberen?

 

De Schrijftiendaagse gaat door in een ‘365-dagenschrijvenuitdaging.’
Elke dag een schrijfopdracht, tot mijn verbazing rollen daar 364 korte verhalen uit.

 

Poëzie online cursus, nah, ik kan niet dichten. Sufferd, dat weet je pas als je het hebt geprobeerd. Cursus op cursus op cursus. Verrukking, dit is geweldig!

 

2022
Ik schrijf.

 

26-4-2022

Publicabel

Zeven jaar was ik wat tegenwoordig een ‘thuismoeder’ wordt genoemd.
Tot jongste naar de kleuterschool ging en man erop aandrong dat ik mijn vleugels uitspreidde.  
Hij had gelijk: tijdens de deeltijd MBO-Sociale Dienstverlening leefde ik op, ik genoot van studeren en verbreedde enthousiast mijn horizon.

 

Na en ondanks een lastige MBO-stage in het vrouwenwerk, behaalde ik het diploma en rolde in een parttimebaan: ik werd ‘medewerkster gecoördineerd ouderenwerk’ (kortweg gow) in twee naburige dorpen.
Het eerste jaar had ik geen idee wat ik daar deed.
Natuurlijk, ik voerde plichtsgetrouw mijn functieomschrijving uit.
Maar het belang van en de samenhang tussen de koffie-ochtenden en de cursussen Engels en bloemschikken die ik organiseerde, de spreekuren die ik hield voor ouderen en de overleggen die ik voerde met vrijwilligersorganisaties, thuiszorg, gezinszorg en de eerstelijnsgezondheidszorg, dat werd me pas echt duidelijk tijdens de HBO-Maatschappelijk Werk waar ik een jaar later mee begon.

 

Daar leerde ik de verbanden te leggen tussen maatschappelijke ontwikkelingen en de gesprekken die ik voerde met zelfstandig wonende ouderen.
Daar ontdekte ik wat de uitvoering van de in 1983 uitgebrachte ‘nota Flankerend Ouderenbeleid’ (door ons al gauw cynisch ‘flob’ genoemd), betekende voor betrokkenen.
In de nota FlOb werd in ambtelijk jargon gesproken over ‘het bevorderen van een ‘zorgzame samenleving’, o.a. door decentralisatie van sociale, medische en maatschappelijke voorzieningen voor ouderen.
(De term ‘bejaarden’ werd neerbuigend gevonden en raakte in diskrediet, voortaan werd er over ‘ouderen’ gesproken.)
Dat dit beleidsdoel nauwelijks was gebaseerd op visie maar veel meer op bezuinigen als antwoord op de te verwachten extreme kostenstijgingen in de gezondheidszorg, voortvloeiend uit de vergrijzing en ontgroening, dat werd slechts terloops gemeld.
Het FlOB vormde de start van het beleid waarvan we nu, veertig jaar later, de gevolgen ervaren: wegbezuinigde verzorgingshuizen, lange wachtlijsten voor zowel thuiszorg en gezinszorg als voor het afgenomen aantal verpleeghuisplaatsen.

 

Maar ik, in 1984 nog een groentje in deze sector, had daar in het begin geen benul van.
Stukje bij beetje verdiepte ik me tijdens de HBO-MW en in mijn werk, in de levensfase van de oudere mens en in de plaats van ouderen in de maatschappij.
Maar vooral leerde ik van de contacten en gesprekken met ouderen zelf en met de vrijwilligers die zich met hart en ziel wijdden aan het bijstaan en begeleiden van ouderen.

 

Zo geboeid raakte ik hier door dat ik mijn eindscriptie van de HBO-MW er aan wijdde.
De vele uren achter de IBM-typemachine op zolder leidden tot een scriptie die klonk als een klok en me een ‘zeer goed’ opleverde op mijn eindlijst.

Blij was ik.
En trots omdat ik nu eindelijk het belang van mijn werk begreep.
Tijdens de diploma-uitreiking gaf Nel, een van de stafdocenten en beoordeelaars met wie ik het eindgesprek had gevoerd, mij haar exemplaar van mijn werkstuk terug.
Blozend van haar loftuitingen stopte ik haar exemplaar in mijn tas.
Thuis bladerde ik het door, probeerde haar hiëroglyfen te ontcijferen maar stopte daar al snel mee.
Het was geen doen, zeg nou zelf:

Het belandt achterin een la van mijn bureau en het leven herneemt zijn loop: andere banen, opleidingen en gebeurtenissen vergen mijn aandacht.

 

Pas vorige week, vierendertig jaar later dus, kom ik in een opruimbui Nels exemplaar weer tegen.
Deze keer neem ik wel de tijd om haar commentaar te ontcijferen, glimlachend lees ik het aandachtig door, herinneringen komen terug en een gevoel van ‘o ja, zo was dat toen’ en ‘wat heeft ze zorgvuldig zich verdiept in deze materie en in mijn scriptie.’
Langzaam doorbladerend, stuit mijn blik op de hiëroglyfen op de voorlaatste bladzij die destijds volledig aan mijn aandacht zijn ontsnapt.
Enkele woorden springen van de pagina, in hoofdletters nota bene:

 

7-6-2022

Tot op het bot

een herinnering van twintig jaar geleden:
De een na de ander neemt afscheid.
Het was een mooie dag, hij zou trots op jullie zijn.
Echt? Zoeken naar een antwoord dat er niet is.
De deur achter de laatste op slot draaien.
Rond kijken, wie woont hier?
De kachel hoger zetten.
Afwas verzamelen, afwassen, opruimen.
Rondkijken, hoe vreemd, de stoelen leeg, niemand hangt op de bank.
Zitten, huiveren, opveren, de kachel hoger zetten.
Staan, rond kijken, iemand is een jasje vergeten.
Luisteren naar de telefoon die luid rinkelt, armen slap naast mijn lichaam.
De trap op, loden voeten, rondkijken, wiens huis is dit?
Logees hebben hun bed afgehaald, de badkamer ligt vol beddengoed.
Wasmachine vullen, aanzetten, luisteren, rillen.
Naar beneden, de kachel hoger zetten.
Naar boven, zijn kamer, staan, rondkijken.
Het lege hoog-laagbed grijnst me aan, zijn sloffen.
Medicijnen verzamelen, die kunnen terug naar de apotheek.
Zijn donkerbruine velours ochtendjas vasthouden, voelen, ruiken, ja…..
Kippenvel.
Naar beneden, de kachel hoger zetten, waarom blijft het zo koud?
De stilte is oorverdovend.
Rondkijken, de leegte een massieve mist die langzaam alles doortrekt, de meubels, de muren, mijn huis, mijn huid, mijn hart.
Die winter legde de kachel het af tegen de kilte die heerste in het huis.
30-8-2016

 

 

Vier mei haiku:

 

herdenk je doden
dan leven ze weer even
in je warme hart

 

4-5-2022

 

Vrachtwagen

Geconcentreerd knikker ik op de stoep in de voortuin.
De zon schijnt, het is niet druk op de weg voor het huis.
Soms fietst er iemand voorbij, steekt zijn hand op en roept ‘heu.’
In de keuken klinkt pannengekletter, tante is bezig met het avondeten.
Straks komt oom op zijn motor thuis van zijn werk.

 

Alsof ik het voel, kijk ik ineens op en daar staat ze.
Aan de overkant op de stoep voor haar huis.
In een gebloemde jurk, handen wringend, kijkt ze naar rechts de weg af.
Ik vroeg tante eens waarom ze daar elke middag staat, ze vertelde dat buurvrouw bang is van auto’s en van vrachtwagens raakt ze helemaal overstuur.
Haar man is vrachtwagenchauffeur.

 

Waarom verdwijnen veel ervaringen, ook indrukwekkende, in de loop van de tijd uit je herinnering?
Waarom blijven andere, schijnbaar onbetekenende ervaringen, je bij alsof ze gisteren gebeurden?
Waarom zie ik haar, ruim een halve eeuw later, nog steeds haarscherp voor me, de jonge vrouw in de gebloemde jurk die elke middag handenwringend wachtte op haar man?
En haar opgelucht blije gezicht als de grote gele VINK-vrachtwagen eindelijk aan kwam rijden?

 

 

30-4-2022

Terugblik op 2021

Lieve lezer,

 

Vandaag geen verhaal of gedicht maar een brokje realiteit: een terugblik op mijn schrijfjaar 2021.

 

Altijd al hield ik van het taaldeel in mijn opleidingen en functies: scripties, werkstukken, jaarverslagen, subsidieaanvragen, probleemrapportages, brieven, trainingsprogramma’s, ik draaide er mijn hand niet voor om.
Dat deze liefde voor taal na mijn werkzame leven transformeerde in een andere vorm, had ik niet verwacht maar ik geniet er zeer van.
Niet langer schrijf ik voor of in opdracht van opleidingen, directies, collega’s, cliënten, subsidieverstrekkers.
Tegenwoordig zoek en vind ik woorden voor inspiratie die als vanzelf in me opborrelt en ontstaan daaruit gedichten en korte verhalen.
Daarnaast blijf ik leergierig, ik luister, lees en volg podcasts, boeken, cursussen.
Dat mijn ‘nieuwe’ schrijven wordt gewaardeerd en mijn site trouwe volgers heeft, verrast me nog regelmatig.
Ik ben blij met jullie!

 

Nu wat feiten:

 

Het bijzonderste schrijfresultaat in 2021 is ongetwijfeld de uitgave in eigen beheer van de bundel: ‘Dichterbij’: een selectie van 99 verhalen en gedichten van mijn hand.
De reacties en recensies van lezers zijn hartverwarmend en deden en doen me nog vaak blozen.
Dank daarvoor!

 

Daarnaast schreef ik in 2021 gestaag door, plaatste verhalen en gedichten op deze site en stuurde regelmatig teksten in naar schrijfwedstrijden.
Met succes:
  • De site 500 Magazine Aan Zee plaatste twee verhalen en een gedicht
  • Ervarings- en uitgeefplatform UitJeErvaring plaatste een gedicht in zowel de papieren als de e-bundel: ‘Oost West … Gedichten over thuis’
  • Een gedicht haalde, vergezeld van lovende feedback, de eerste ronde van de grote landelijke gedichtenwedstrijd: Prijs de Poëzie
  • Regelmatig plaats ik verhalen en gedichten in de Facebookgroep Schrijven Magazine Ultrakorte Verhalen (UKV). Elf keer werd daar een tekst in de wekelijkse spotlights gezet omdat hij opviel door originaliteit, een verrassende wending, kwaliteit of spraakmakendheid
  • Twee keer plaatste de digitale literaire uitgave Schrijven Magazine Plus een kort verhaal in het katern Alice, als een van de vijf leukste ultrakorte verhalen van de afgelopen twee maanden
  • Een van mijn verhalen maakte deel uit van een ‘Muur van Ontmoeting’, een interactieve kunstwand vol met ontmoetingsverhalen in Apeldoorn
  • Uitgeverij Gopher plaatste een gedicht in de bloemlezing: ‘De grootste intimiteit is het zwijgen’
  • In de gedichtenbundel van Poëzine, ‘Wederkeer’, werden vier gedichten van mij geplaatst
Dank lezers, voor jullie tijd, aandacht en reacties in 2021, ik wens jullie een goed 2022!

 

PS,
Van de tweede oplage van ‘Dichterbij’ zijn nog wat exemplaren beschikbaar.
Heb je belangstelling?
Mail me even: c.v.berendonk@hccnet.nl

 

Warme groet

 

Cora

 

 

13-1-2022

IJstop

De geur van suddervlees, appelmoes, aardappels en spruitjes zweeft door het huis.
Alles pruttelt, suddert of koelt af.
Boven de pannen peins ik, ga na of ik alles heb voor het kerstdiner.
Ik blijf het gevoel houden dat er iets ontbreekt, maar wat?
Ik kom er niet op.
Jas, tas, portemonnee.
Een uur voor sluitingstijd is de supermarkt bijna leeg, zowel de gangen als de schappen.
Iedereen heeft zijn kerstboodschappen natuurlijk al lang binnen.
Ik drentel, kijk rond, tot mijn benen koers zetten naar de diepvrieskasten.
Daar besef ik wat ik zoek: Viennetta!
Helaas, ook dat schap is leeg.
Jammer.
Dan maar stracciatella-ijs.

 

De kerstgasten genieten van suddervlees, appelmoes, spruitjespuree.
Nog ruimte voor een dessert?
Ja, dat willen ze wel.
Ik vertel over mijn impulsieve gang naar de supermarkt gisteren en dat ik pas voor het ijsvak besefte wat ik zocht: Viennetta.
Zoon grinnikt: ‘Ja, dat had je vroeger ook altijd met kerst, lekker was dat.’
Echt?
Ik graaf in mijn herinnering tot ik het weer weet: in de jaren tachtig was kerst geen kerst zonder Viennetta.
Maar dat is veertig jaar geleden!
Daarna zijn er vele kerstdiners met andere desserts geëindigd.
Hoe kan het dat ik nu ineens weer beslist Viennetta moest hebben?

 

En dan hebben we het over marketing en over rechtstreekse en subliminale reclameboodschappen die zich in je onderbewustzijn vastzetten.
Zoon zoekt het op: Ola produceert nog steeds Viennetta en de verkoopcijfers blijven al tientallen jaren onverminderd torenhoog.
Zo hoog dat reclame niet meer nodig is want de reclame uit de jaren tachtig (van het aansnijden van een Viennetta en het geluid van het kraken van het chocoladelaagje, dat overigens bestond uit niet meer dan cacaofantasie) heeft zich, kennelijk voorgoed,  vastgezet in het onderbewustzijn van vele generaties veertigplussers.
En daarom staan oudere vrouwen op de dag voor kerst voor lege ijsvakken te hunkeren naar uitverkochte Viennetta’s.

 

Het stracciatella-ijs was best lekker.
Maar toch …

 

 

28-12-2021

Post

Ik glimlach als ik het handschrift op de envelop herken.
In gedachten zie ik hem het adres op de envelop en de wens op de kaart schrijven.
Misschien even met zijn gedachten bij zijn nichtje in die verre Randstad.

Met verjaardagen belden we, soms bezocht ik hem, alleen of samen met een zus.
Dierbare bezoekjes, we voelden ons welkom bij hem.
Bij de koffie met roze slagroomgebakjes haalden we herinneringen op aan onze zomerse logeerpartijen in het oude huis, al weer zo lang geleden.
We poetsten die dierbare herinneringen op tot ze glansden als diamantjes.
Hij vertelde over de oorlog, we lachten om het kattenkwaad dat hij uithaalde.
Soms, maar niet graag en alleen kort sprak hij over de tegenslagen en verliezen in zijn leven.

 

Altijd lag zijn kerstkaart in de week na Sinterklaas op de mat.  
Elk jaar beefden zijn letters meer, botsten tegen de rand van de envelop, de woorden wankelden bijna van de kaart.
Dit jaar niet.
Nooit meer.

 

14-12-2021

Paars en geel

Zij zoekt, kiest en koopt zijn kleren.
Pantalons met een scherpe vouw, donker grijs of blauw.
Tweed jasjes daarbij, donkerblauw of grijs.
Geen zwart, dat is zo somber, geen bruin, dat staat hem niet, geen groen want dat vloekt bij zijn blauwe ogen.
Stropdassen in grijs- of blauwnuances, effen of met een enkele ruit of vierkant.
Manchetknopen en een pochet: onopvallend.
De overhemden: wit, ze wast ze heet, stijft ze en strijkt ze. (Nylon overhemden, die je niet hoefde te strijken, waren er nog niet)
Dit is zijn kantoortenue, dag in dag uit, jaar in, jaar uit.

 

Dan komt ze op een ochtend, na het ontbijt, de kamer in met twee nieuwe overhemden, nog in de verpakking.
Ze houdt ze omhoog: ‘Kijk eens, ik dacht ik neem eens wat anders dan altijd dat wit en dit is tegenwoordig modern, mooi toch?’
Hij kijkt op van zijn krant, eerst verbaasd dan verbolgen: ‘Páárs? Géél? Daar kan ik toch niet mee naar kantoor? Dat kan toch niet als chef?’
Hoofdschuddend verdwijnt hij weer achter Het Handelsblad.

 

Ik bekeek de overhemden.
Het ene was wit met een licht vleugje lila, dat je pas zag als je er echt paars naast hield.
Het andere was gebroken wit, het zweempje geel zag ik pas toen ik er een Golden Delicious appel naast hield.
Ik begreep het niet. Wat deed een chef? En waarom mocht een chef geen paarse en gele overhemden dragen? Dat deed de meester op school wél.

 

Die ochtend begin jaren zestig blijft lang in mijn herinnering:
mijn vaders verstoorde gezicht,
die vrijwel witte overhemden met hooguit een zweempje kleur,
maar vooral herinner ik me mijn moeders verslagen, verdrietige ogen toen ze zwijgend de overhemden oppakte en de kamer uitliep.

 

Pas vele jaren later, toen hij niet meer werkte en ik begreep wat een chef deed, kwamen er gekleurde overhemden.
Ze staan hem goed, zie ik op foto’s, vooral de blauwe.

 

 

10-10-2021