Wat als

Woordloos vragen mijn ogen aan zijn rug: ‘mag ik?’
Mijn armen wachten niet op antwoord.
Ze strekken zich en volgen als vanzelf de contouren van de hoog opgetrokken rechterschouder, de stijve nek, het onbuigzame achterhoofd en de hoge linkerschouder.
Mijn handen durven: ze glijden zomaar langs de linkerarm naar beneden.
Even hou ik mijn adem in.
Neem dan de wit gebalde vuist, vlei hem op mijn linkerhand.
Vederlicht bewegen de vingertoppen van mijn rechterhand over de strak gespannen spieren.
Raken ze nauwelijks.
Verbaasd verzacht de vuist, opent zich.
Nu de andere vuist.
Ook die ontspant en opent.
Mijn handen glijden langs de armen terug omhoog.
Zacht spreid ik ze over de schouders.
Laat ze daar even liggen.
Dan draai ik kleine langzame cirkels, streel de stramme nek, neem het koppige  achterhoofd in mijn warme handen.

 

Hij zucht.
Zijn schouders zakken, zijn armen wiegen losjes.
Zijn nek beweegt loom als een blad in een zomerbriesje.
Zijn achterhoofd knikt me toe.

 

Zo wou ik het doen.
Bij de man die voor me stond in de lange rij bij de kassa.
Maar ik deed het niet.
Natuurlijk niet!

 

10-7-2024

Kijk

Iemand vroeg onlangs: beschrijf jouw blik op de wereld. En het was Vaderdag een paar dagen geleden. Het inspireerde me tot dit verhaal over de wereld van mijn vader en die van mij, over toen en nu.

 

In jouw tijd waren de in strak gelid opgestelde kerkbanken elke zondag tweemaal gevuld met gelovigen die de woorden en geboden van God, gepreekt door de dominee, absorbeerden.

 

Tegenwoordig wordt jouw kerk verhuurd aan een welzijnsinstelling en liggen er alle dagen van de week goedgelovigen op matjes.
Ze zoeken zichzelf met behulp van yogales en meditatie oefeningen.
De solide houten kerkbanken zijn duur verkocht, vaak aan dertigers die hun huis graag opleuken met ‘vintage ouwe meuk.’

 

De groep gelovigen dunt uit.
Het aantal stoelen in het achterafzaaltje waar nu de diensten worden gehouden, wordt jaarlijks kleiner.
De oude psalmen en gezangen klinken niet meer elke zondag ’s morgens en ’s middags, maar slechts één keer in de veertien dagen.
Op het tijdstip dat past in het rooster van de domina, die als vliegende keep meerdere gemeenten bedient.
Ja, tegenwoordig worden bij veel kerken maar nog steeds niet bij alle, vrouwen toegelaten in het ambt.

 

Jouw CHU partij, die conservatieve christelijke zuil uit de vorige eeuw, is na jouw tijd gefuseerd met andere christelijke partijen, daarna gaandeweg gedecimeerd en nu op sterven na dood.
Het vaste geloof in een hiernamaals slonk tegelijkertijd.
Jouw angst voor het laatste oordeel, die je gelukkig niet over bracht op mij, wordt nog slechts door weinigen gedeeld.

 

De zondagse winkelsluiting is vrijwel verdwenen.
Toen ik onlangs op een zondag niet genoeg aardappels had voor de maaltijd van jouw achterkleinzoon die bij mij kwam spelen, liep ik gewoon even naar de Lidl en kocht ze.
Het zondagse ijsje waar jij ons in augustus 1962 op trakteerde toen broertje was geboren, (‘eindelijk een jongen’ zei je zichtbaar blij), was voor mij het lekkerste ijsje ooit.
Als ik dat mijn zonen, die leven in een 24 uurseconomie, vertel, zie ik hun ongelovige blik.
Ik leg uit dat wij op zondag niets kochten omdat je op de ‘Dag des Heeren’ geen naasten voor je mocht laten werken en dat daarom dat ijsje zo uniek was.
Verbaasd vragen ze: ‘Hoezo?’
Mijn toelichting overtuigt hen nauwelijks, zie ik.

 

Ik wil met je praten, nu, vroeger deden we dat nauwelijks.
Over jouw leven in de vorige eeuw.
Over mijn leven in deze eeuw.
Ik vertel je over alle veranderingen en vraag wat je ervan vindt.
Als ik goed luister, hoor ik je zuchten.
Je mompelt iets.
Ik spits mijn oren.
Je hebt het, net als toen, over ‘zedenverval’, over ‘vrouwen zijn niet geroepen tot het ambt’, over ‘vele eersten zullen de laatsten zijn’ en over ‘de dag des oordeels.’

 

Ik aarzel en val stil.
Want ik ben een fervent voorstander van gelijkheid tussen vrouw en man en blij dat het aantal voor vrouwen ontoegankelijke functies snel afneemt, dat werd hoog tijd.
En ik hou van yoga.
En naast het geloof dat ik meekreeg van jou, vind ik begrip, gelijkwaardigheid en erkenning in andere visies op menselijk welzijn.
Toch, als op een zomerse zondagmorgen de ramen open staan van de kerk aan de overkant en ik, net wakker, ‘Een naam is onze hope’, hoor, zing ik het genietend, als vanzelf mee.
Nog steeds.

 

 

Beter laat ik je rusten in je graf.
In vrede.

 

 

20-6-2024

Mensrecept

Weeg af:
een goede nachtrust 
zes kilo solide betrouwbaarheid
vijf milliliter vinnig venijn
veertig ponden lichte liefde
vier handen vol aandacht
zeven goede grappen

 

Meet af:
een decimeter onbedoelde dreun
de diameter van een struik pioenrozen in de knop
de afstand in onbegrip tussen de prefrontale cortex en de linker hartboezem
de verzamelde energie in kilojoules van alle zeven chakra’s
de lengte in minuten van zes binnenpretjes per uur
een vierkante meter lef
veertien vleugjes verdriet

 

Tel alles op.
Vermenigvuldig de uitkomst met het kwadraat van humor maal zonlicht.
Meng dat met twee handen en een knipoog en kneed het tot een samenhangend deeg.
Verwijder schimmels en schilfers en scherpe stukjes zinloosheid en voeg druppelsgewijs relativeren toe tot het mengsel glad en smeuïg oogt.
Deel het dan door de lengte van een opgeheven linker middelvinger. Laat dit zeven decennia rijpen.
Schud het zachtjes wakker.
Kijk.
Koester.
Deel uit.

 

juni 2016

Don’t leave me this way

Hij zet zijn fiets op slot, pakt zijn attachekoffertje onder de snelbinders uit, loopt naar de achterdeur.  
‘I can’t survive i can’t stay alive, without your love oh baby’ zingen de Communards in zijn oren, zijn schouders bewegen mee in de maat.
De sleutel hapert.
Hij zakt door zijn knieën, tuurt naar het slot, draait en duwt de sleutel. Hij past niet.

 

Hij kijkt rond, ziet de grote rode koffer, zijn overvolle sporttas, een uitpuilende supermarkttas met schoenen.
En drie dozen vol verscheurde boeken.
Hij verslikt zich, hurkt, omarmt de dozen.
Zijn boeken!

 

‘Don’t leave me this way’ klinkt in zijn oren.

 

7-3-2024

Puntneus

Hartsvriendinnen waren ze op de HAVO, nooit raakten ze uitgepraat.
Over anderen, over elkaar.
Karin wist wie mooi was, wie niet en waarom.
‘Wij zijn niet lelijk hè?’, vroeg ze haar.
Ongelovig staarde Karin haar aan: ‘Maar je neus dan?’
Niet begrijpend vroeg ze: ‘Wat is er met mijn neus?’
Karin gierde alsof ze een goede grap vertelde.
’s Middags thuis bekeek ze langdurig haar gezicht in de spiegel, onderzocht haar neus.
Ze zag het niet.

 

Vandaag borstelt ze haar net geverfde haar, bestudeert ondertussen gewoontegetrouw haar neus.
Van alle kanten.
In het voorbijgaan kust hij haar: ‘Knapperd!’
Ze ziet het niet.

 

 

19-2-2024
Inspiratie: het Woord van de Week in de Facebookgroep Ultrakorte Verhalen: puntneus

Maillot

Zevendegroepers die zich omkleedden voor hun zwemles vonden haar in een hoek van de kleedkamer.
Hun kreten galmden door het zwembad en alarmeerden het zwembadpersoneel.
Sussend wrongen zij zich door de kring gillende tienjarigen en verstijfden toen ze de menselijke kluwen lichaamsdelen zagen, gesmoord in een stugge dikke maillot.

 

Het kostte de patholooganatoom uren om de kluwen te ontwarren en te constateren dat de maillot het noodlottige ongeval had veroorzaakt.

 

Overmand door verdriet vertelden de ouders hoe graag hun meisje speelde met oma’s kleren.
Dat ze oma’s maillot meenam naar zwemles was hen ontgaan want: ‘Het was haar maat helemaal niet.’

 

Inspiratie: ‘maillot’ is deze week het Woord van de Week in de Facebookgroep Ultrakorte Verhalen

 

 
21-1-2024

Schril wit

Op het pleintje klinken opgewonden kinderstemmen.
Handjes in wanten bouwen een sneeuwpop.
Ouders en grotere kinderen voegen zich bij de kleuters, kneden ballen tot bergen munitie.
Een wild gevecht breekt uit dat gepaard gaat met triomfantelijke strijdkreten.
Tot tussendoor ineens een schril stemmetje opklinkt: ‘Pápá, niet dóén.’
Mijn hart slaat over, ik ga naar buiten, kijk rond.
Zie alleen schaterende, dik ingepakte kinderen, vrolijke volwassenen.

 

Ik ga naar binnen, kijk voor het raam toe hoe het weer begint te sneeuwen.
Het gevecht dooft uit.
Al snel oogt het pleintje wit, schoon, onschuldig.
In mij weerklinkt dat stemmetje.
Hoog.
Wanhopig.

 

17-1-2024

Troonrede 2023

Zijn bril wankelt op zijn neuspunt, straks valt ie, hebben de media weer een kijkcijfer hit.
Hij hakkelt, maar die tekst is ook zó sáái, waarom maken ze er geen tiktokvideo van? Doe ik er een dansje bij.
Hoor, hij wordt het zat, de rest raffelt hij af. Nog even doorzetten papa.

 

Vanmorgen deden we een generale.
Om te oefenen.
Amalia paste zijn jacquet en las de tekst: ‘Pap kijk: inademen, twee zinnen uitspreken, uitademen, ernstig rondkijken, en opnieuw. En articuleren papa!
Ik showde hem de goede houding, schouders laag, rug recht en afwisselend glimlachen en serieus kijken. En papa, ar-ti-cu-le-ren!’

 

Hij deed het best oké.
Tot mama van de bank viel van het lachen: ‘Ar-ti-cu-le-ren, Alex, ar-ti-cu-le-ren!’
Toen smeet hij de tekst weg: ‘Laat Mark het lekker zelf doen.’

 

19-9-2023

Beven

Als een mitrailleur ratelt de stem gif en gal in zijn oren.
Inwendig spreekt hij zichzelf toe: luisteren, alleen luisteren nu, laat hem eerst maar even aflopen. Begrip tonen voor allebei. Vertrouwen uitspreken dat ze er samen uit zullen komen. Geen adviezen geven. Geen partij kiezen.
Maar de stem vuurt onverminderd door: ‘Straks doe ik haar nog eens wat áán!’
Hij schrikt, zijn hartslag stijgt tot ongekende hoogten, nee, niet weer dit dreigement.
Sussend probeert hij dit tij te keren, zegt op luchtige toon: ‘Hoho, jij mag mijn meisje niks aandoen, hoor.’
De stem kalmeert, grinnikt zelfs even kort.
Dan: ‘Ik kan er natuurlijk ook zelf een eind aan maken, haha.’
Hij weet geen weerwoord.
Legt de telefoon neer.

 

Rookte hij nog maar, hij zou iets geven voor een sigaret nu.
Hij zoekt zijn jas, de knopen willen niet dicht, laat ook maar.
Schuifelt naar zijn rollator, naar buiten nu, de frisse lucht in.

 

Pas uren later stopt het beven in zijn lijf.

 

 

1-9-2023

Murmelen

Dat ze drie onderbroeken tegelijk aantrekt, ach, hij haalt gewoon een stapel nieuwe bij Zeeman.
Dat ze lepeltjes verzamelt, wat maakt het uit, als hij een lepeltje nodig heeft, wacht hij tot ze weg doezelt en de greep op haar handtasje verslapt, dan haalt hij ze er allemaal weer uit.
Dat ze haar gebit steeds uit doet waardoor haar woorden onverstaanbaar worden, niet erg, hij begrijpt haar toch wel.

 

Als ze samen op de bank zitten, verstaat hij haar gemurmel door de klank van haar stem, hoe ze hem vol liefde aankijkt, en haar hand op zijn hand legt.

 

Er is plaats voor haar in het verpleeghuis, zegt de brief.
Weer verscheurt hij hem.

 

 

7-8-2023
Inspiratie: het Woord van de Week in de Facebookgroep Ultrakorte Verhalen