Deinen

Aan het eind van de middag en van mijn wandeling, komen ze uit het kinderopvangcentrum met de vrolijke naam en lopen voor me.
Zij groot, breed, rechte rug met rode rugzak, lila gestreepte wikkelrok, felroze jasje, paars haar.
Ze loopt met grote haastige passen.
Op haar linkerarm een baby, zijn ogen kijken over haar linkerschouder naar mij.
Ik zwaai naar hem, met een strenge blik staart hij me aan.
Een meter achter hen sjokt een kleuter, een grote pleister op zijn voorhoofd.
‘Mama ik was gevallen.’
‘Jongen toch.’
‘Toen had ik bloed.’
‘Had je bloed?’
‘Ja en dat zei ik tegen juf Joke.’
‘Goed zo, knul.’
‘Mama, toen veegde ze het af maar er kwam nog meer bloed.’
Mama schudt haar hoofd: ‘Jongen toch.’
‘Maar mama het bloed stopte niet.’
Hij sjokt, zijn ogen zorgelijk op de grond gericht: ‘Mama ik kan niet zo hard.’
Ze houdt in, pakt zijn hand.
Langzaam lopen ze voor me uit, baby staart me nog steeds onbewogen aan vanachter mama’s veilige schouder.
Ik had ze kunnen inhalen.
Ik had hier af kunnen slaan, het pad naar mijn huis in.
Maar mijn benen vertragen en blijven achter hen lopen.
In een kleine karavaan sjokken we langs de kerk voor mijn huis.
‘Mama, waarom is deze kerk zo klein?’
‘Er zijn ook kleine kerken, jongen.’
De baby deint mee op de schouder van mama, in de cadans van haar stappen.
Zijn ogen vallen bijna dicht, tot ik weer zwaai naar hem: hij spert ze open en daar is hij: een stralende hemelse tandeloze lach.
Ik lach naar hem, zwaai nog een keer en draai me om, nu kan ik naar huis.

 

17-3-2022

4 thoughts on “Deinen

Leave a Reply

Your email address will not be published.

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.