Schokkend

Het is 1971. Ik ben achttien en tweedejaars leerling psychiatrisch verpleegkundige.
In de lessen ‘Behandelmethoden’ wordt ons geleerd dat een psychose zich uit in desoriëntatie van tijd, plaats en persoon. Begrippen die me nog niet veel zeggen als tijdens mijn dienst een spoedopname wordt aangekondigd van een psychotische vrouw die direct na binnenkomst een electro shockbehandeling zal krijgen.
De dienstdoend psychiater wordt opgeroepen. De hoofdzuster, een gediplomeerde collega en ik worden vrijgemaakt om te helpen.
 
Voor de ambulance arriveert vertelt de hoofdzuster mijn collega en mij dat de vrouw vaker psychoses heeft, ze hallucineert dan dat ze door God gezonden is om alle zondaars te redden.
Praten daarover gaat niet, ze is niet aanspreekbaar. Medicatie heeft de psychose niet doorbroken, dus is een paardenmiddel noodzakelijk: een electroshockkuur.
Mijn collega en ik staan klaar bij de ingang van het paviljoen als met gillende sirenes de ambulance aan komt rijden.
Twee ambulancebroeders en twee agenten trekken de brancard uit de wagen, en brengen een strak vastgegespte maar hevig tegenstribbelende luid psalmen zingende vrouw naar de behandelkamer.
Eendrachtig tillen ze haar van de brancard op het bed waarna wij haar direct weer vastgespen.
Desondanks richt ze zich op zo ver als ze kan, kijkt verwilderd rond en schreeuwt luid.
Met ons volle gewicht op haar armen, benen en schouders, bevestigen we de electroden en klemmen een houtje tussen haar kaken, terwijl de hoofdzuster narcose/spierverslapper in haar arm spuit.
De psychiater dient de elektroshock toe. Dat duurt nog geen minuut. Haar lichaam verstijft eerst, schokt dan heftig terwijl wij haar vast houden en ervoor zorgen dat ze niets breekt. Dan ontspant ze langzaam. Ze is nog steeds buiten bewustzijn.
Na een kwartier komt ze bij, kijkt versuft rond, valt in slaap.
 
De lieve, zachtaardige vrouw die na een paar uur wakker wordt, lijkt in niets op de psychotische vrouw.
Ze blijft nog een paar weken om tot rust te komen.
Haar medepatiënten en mijn collega’s en ik, we mogen haar graag, ze is vriendelijk, behulpzaam, gewoon een aardig mens.
Een keer vraagt ze me verlegen: ‘Zuster, hoe erg was het deze keer?’
Ze heeft er geen enkele herinnering aan en is geschrokken van de verhalen van haar man en kinderen over haar gedrag de dagen vlak voor de opname.
Ik kan het niet over mijn hart verkrijgen om eerlijk te zijn en zeg dat het best meeviel.
Hoe ervaringen in elkaar grijpen besef ik jaren later.
Kleinzoon Louk heeft geen psychoses. Zijn epileptische aanvallen worden niet kunstmatig opgewekt maar zijn het gevolg van de zware en moeilijk instelbare epilepsie die hoort bij het syndroom van Dravet.
Naar om mee te maken.
Maar ik weet wel precies wat er gebeurt en wat ik moet doen.
 
2-7-2017
 

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *