Knuppel

Uit de terminale thuiszorg

 

De thuiszorg belt: ‘Wil je eens gaan praten bij een cliënt van ons?
Hij is terminaal, de dochter die bij hem is, is aan het eind van haar latijn. Haar broers en zussen komen niet.
Er is een achtergrond van huiselijk geweld. Meneer heeft nog steeds een knuppel naast zich liggen, waar niemand aan mag komen, onze medewerkers gaan altijd met zijn tweeën naar hem toe.
Dus als je vrijwilligers hebt die daar willen helpen, moet je ze goed voorbereiden.’

 

Zijn dochter laat me binnen.
‘U durft’ zegt ze met een hartverscheurend cynisch lachje.
Ze heeft zwarte kringen onder haar ogen en steekt de ene sigaret met de andere aan.
Als ik vraag of ik haar vader kan begroeten, leidt ze me naar een kleine kamer.
In een hoog-laagbed ligt een broodmagere kleine man, scherp steken zijn botten af tegen het beddengoed. Hij is zichtbaar doodziek en sterk verzwakt.
Een oude verweerde honkbalknuppel steekt half onder zijn kussen uit.
Hij slaat zijn ogen op, ik steek mijn hand uit. Hij pakt hem niet, licht zijn hand flauwtjes op en laat hem weer vallen op het dekbed. Zijn ogen vallen weer dicht.

 

Dochter en ik gaan naar de huiskamer.
Als ze een nieuwe sigaret heeft aangestoken, steekt ze van wal.
‘Zag u die honkbalknuppel onder zijn kussen, daarmee sloeg hij ons verrot.
En nou kan hij niet eens meer zijn lepel tillen, dertig kilo weegt ie nog maar, hooguit.
En toch, die angst hè, die blijft, ik dacht dat die zou slijten maar niks hoor.
Als ik hem voer en hij kijkt me aan met die ogen, dat zijn die ogen van vroeger als hij je alle hoeken van de kamer liet zien. Dan wil ik alleen maar gillen, heel hard gillen en wegrennen. Net als vroeger.
Terwijl hij geen deuk meer in een pakje boter slaat, dat zie ik ook wel. Snapt u dat nou? Mijn broers en zussen komen niet, die zijn nog steeds bang voor hem.
Hij heeft niemand, alleen mij en die knuppel. Ik ben hier alleen omdat ik mijn hond bij me heb, die is waaks. En ’t is toch mijn vader. Maar die hond moet ik natuurlijk uitlaten elke dag. Maar hij kan niet meer alleen zijn. Maar ik snap best als uw vrijwilligers hier niet durven zijn hoor.
Als u hem zo ziet, denkt u dan dat het nog lang duurt?’

 

Ik zocht stevige vrijwilligers uit om hier naar toe te gaan.
Niet zo zeer fysiek sterk: de man in het bed bezat geen enkele kracht meer, at en dronk nauwelijks, sprak niet meer. Hij leefde nog twee weken.
Nee ze moesten stevig in hun schoenen staan om bestand te zijn tegen de niet aflatende stroom herinneringen aan een gewelddadige jeugd die de dochter over hen uitstortte, elke keer als ze haar hond had uitgelaten.

 

5-8-2017

Leave a Reply

Your email address will not be published.

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.